Een Boodschapper, in theosofische zin, is iemand die een opdracht heeft van de Loge van de Meesters van Wijsheid en Mededogen om een bepaald werk in de wereld te doen.
Alleen werkelijke genialiteit — iets dat uitgaat boven louter menselijke genialiteit — alleen buitengewoon geestelijke en intellectuele capaciteiten die de constitutie van een verheven menselijk wezen eigen zijn, kan de keuze van zulke Boodschappers verklaren. Maar dit zegt werkelijk niet alles, omdat behalve genialiteit en aangeboren geestelijke en intellectuele capaciteiten een dergelijke Boodschapper zich door training en inwijding het vermogen moet hebben verworven de tussenliggende of psychologische natuur in een toestand van volmaakte rust te brengen, van ontvankelijkheid voor de stroom van goddelijk-geestelijke inspiratie die uit de innerlijke god of monadische essentie van de Boodschapper zelf vloeit. Het is dan ook duidelijk dat een dergelijke combinatie van zeldzame en ongewone eigenschappen niet vaak in menselijke wezens wordt aangetroffen; en als zo iemand wordt gevonden, is hij geschikt voor het werk dat door een dergelijke Boodschapper van het Verbond der Groten moet worden gedaan.
De Meesters van Wijsheid en Mededogen en Vrede zenden doorlopend hun afgezanten naar de wereld van de mensen, de een na de ander, en bijgevolg werken deze afgezanten voortdurend in de wereld onder de mensen. Gelukkig zijn zij wier hart de voetstappen herkent van hen die over de bergtoppen van het Mystieke Oosten trekken. De Boodschappers doen hun werk niet altijd in het openbaar, maar werken vaak in stilte, onbekend of betrekkelijk onbekend bij de mensen. Op bepaalde tijden ontvangen ze echter de opdracht, de machtiging en de wenk hun werk in het openbaar te doen en hun zending openlijk bekend te maken. Dat was bijvoorbeeld het geval met H.P. Blavatsky.