Kenmerkende gelaagde afzetting met afwisselend rode en zwarte bandering, aangetroffen in gesteenten van 3,7 tot 1,8 miljard jaar oud, indicatief voor microbiële activiteit vóór het ontstaan van meercellig leven
Gebandeerde ijzerformaties (meestal genoemd gebande ijzerformaties naar het Engelse “Banded iron formations”, BIFs) worden op veel plaatsen ter wereld aangetroffen. Ze bestaan uit ijzerhoudende mineralen en zijn de belangrijkste bron van ijzererts. De afwisseling van bruinrode en zwarte lagen is naar men aanneemt veroorzaakt door variabele activiteit van ijzerreducerende en ijzeroxiderende bacteriën.
Een mogelijk scenario voor de vorming van BIFs is dat tweewaardig ijzer boven in het water geoxideerd werd door anaerobe autotrofe bacteriën, waarna het als driewaardig ijzer uitzakte om op de bodem neer te slaan als roodbruin hematiet (Fe$$$_2$$$O$$$_3$$$) of gereduceerd als zwartgekleurd magnetiet (Fe$$$^{II}$$$Fe$$$_2$$$$$$^{III}$$$O$$$_4$$$), of goudgeel pyriet (FeS$$$_2$$$). De oxidatie van ijzer aan het oppervlak gekoppeld aan precipitatie op de bodem noemt men ook wel het “ijzerwiel”.
In gebande ijzerformaties komen geen fossielen voor. Welke organismen de ijzeroxidatie uitvoerden is dus onbekend. Het is waarschijnlijk dat het gebeurde in de afwezigheid van zuurstof, omdat de oudste BIFs gevormd werden toen de atmosfeer nog zuurstofloos was (3,7 Ga BP). Diverse moderne bacteriegroepen kunnen anaerobe ijzeroxidatie uitvoeren, gekoppeld aan anoxygene foto-autotrofie of denitrificatie, met name Proteobacteria zoals Chromatium en Rhodobacter.
Een ander scenario is dat ijzeroxidatie plaatsvond met zuurstof geproduceerd door oxygene fotosynthese van cyanobacteriën. Zuurstofgas zou dan door de vorming van geoxideerde ijzerverbindingen direct weggevangen worden zodat het niet in de atmosfeer accumuleerde. Dit is echter minder waarschijnlijk omdat de Cyanobacteria niet veel ouder zijn dan 2,7 miljard jaar, terwijl de BIFs verder teruggaan. BIFs werden niet meer gevormd toen de atmosfeer met zuurstof gevuld raakte tijdens het Proterozoïcum.