Wijze van evolutie waarbij kenmerken die goed zijn voor de groep een voordeel hebben en in frequentie toenemen; evolutie waarbij de groep als geheel concurreert met andere groepen en onderworpen is aan natuurlijke selectie
Een van de grootste misverstanden over evolutie betreft wel de notie dat datgene wat goed is voor de soort door evolutie bevorderd wordt. Dat is niet zo. Evolutie door natuurlijke selectie werkt op overerfbare kenmerken van individuen, niet van soorten, populaties of groepen. Vrijwel alle evolutiebiologen zijn van mening dat groepsselectie niet in de natuur werkzaam kan zijn, of alleen onder heel speciale omstandigheden.
De Britse vogeldeskundige Wynne-Edwards stelde dat vogels zoals spreeuwen, die zich in de zomer in grote aantallen verzamelen op slaapplaatsen, hun groepsgrootte afleiden uit de herrie die ze om zich heen horen. Die informatie zou vervolgens gebruikt worden om de legselgrootte te temperen, zodat een ineenstorting van de populatie door voedseltekort voorkomen wordt. In de kippenfokkerij is bekend dat in groepen gehouden dieren geselecteerd kunnen worden voor hogere eiproductie per kip dan individuele dieren.
Maar evolutiebiologen als Williams en Maynard Smith hebben aangetoond dat het in de natuur niet zo kan werken. Een bedrieger die zijn eigen fitness maximaliseert zal altijd de groepsgenoten eruit concurreren. Groepen planten zich te langzaam voort, de doorgifte van kenmerken is niet gegarandeerd en door onderlinge migratie wordt de groepsstructuur verstoord.
Ook bij de mens is de werking van groepsselectie omstreden. De Amerikaanse evolutionair-antropoloog David Sloan Wilson ontwikkelde een theorie waarin menselijk gedrag verklaard wordt vanuit selectie op meerdere niveaus, inclusief de groep. Hierover ontstond in 2010 een fel debat in de literatuur met Stuart West, evolutiebioloog uit Oxford.