Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 15-06-2017

Nono

betekenis & definitie

Nono - jeugdslang voor ‘domoor, idioot’.

Gister zo’n aardige ontmoeting beleefd. In een drankperceel kwam een of andere nono met joviaal uitgestoken hand op me af. Oor, 16-11-85

Edgar vindt me absoluut een nono... Albert Mol: Breek me de bek niet open, 1993

Het was niet zo dat ik een stelletje nono’s om me heen had, integendeel, het waren intelligente leuke sportieve gasten. Elsevier, 24-08-94

En dus trok Kees van der Bas langs omroepdeskundigen om dat idee te ‘sonderen’, omdat hij zelf uiteraard ‘een nono’ is op dat terrein. HP/De Tijd, 11-11-94

< >