Nono - jeugdslang voor ‘domoor, idioot’.
Gister zo’n aardige ontmoeting beleefd. In een drankperceel kwam een of andere nono met joviaal uitgestoken hand op me af. Oor, 16-11-85
Edgar vindt me absoluut een nono... Albert Mol: Breek me de bek niet open, 1993
Het was niet zo dat ik een stelletje nono’s om me heen had, integendeel, het waren intelligente leuke sportieve gasten. Elsevier, 24-08-94
En dus trok Kees van der Bas langs omroepdeskundigen om dat idee te ‘sonderen’, omdat hij zelf uiteraard ‘een nono’ is op dat terrein. HP/De Tijd, 11-11-94