(Eng. to graze), het voedsel bij kleine hoeveelheden tegelijk consumeren, verspreid over de dag. Het grazen vervangt de traditionele maaltijden ’s morgens, ’s middags en ’s avonds. Dit informele woord is eind jaren tachtig vanuit Groot-Brittannië naar hier overgewaaid. → gruzing.
Dit is het tijdperk van de ‘grazing habits’, ‘graasgedrag’, we ‘grazen’ iets uit de voorraadkast als we er trek in hebben. Opzij, december 1987
De ‘grazende’ consument kan op elke straathoek terecht voor snoepgoed. Elsevier, 27-09-97
Het zogenaamde ‘grazen’ is volgens cultuursociologe A. van Otterloo van de Universiteit van Amsterdam het gevolg van het feit dat de meeste mensen voor de bereiding van hun maaltijd niet meer afhankelijk zijn van moeder de vrouw, maar nu overal en op elk moment kunnen eten: in de broodjeszaak of snackbar, in lunchrooms en restaurants, aan vis- en patatkramen, in kantines en zelfs de overblijfhal van de middelbare school. Elsevier, 13-12-97
Als je niet ontbijt, eet je ter compensatie vervolgens de hele dag door. Dit ‘grazen’ is niet plezant voor de energiehuishouding, want juist ’s ochtends verbrand je het meest. Nieuwe Revu, 23-09-98