Ding: zijn - doen - (Eng. to do one’s own thing), doen waar men zin in heeft, waar men goed in is; zijn eigen verlangens volgen; zich uitleven. ‘Ding’ staat hier voor iemands favoriete bezigheid, liefhebberij of ambitie. Deze informele uitdrukking werd begin jaren tachtig vooral populair gemaakt door Hennie Vrienten van de voormalige popgroep Doe Maar. Ooit verklaarde hij tegenover de pers: ‘Ik zing en ik spring en ik doe gewoon mijn ding.’ Mogelijk had hij de uitdrukking uit het Engels opgevangen en deze letterlijk naar het Nederlands vertaald.
Het gebeurt maar eens om de zoveel jaren dat Sun Ra nog eens naar hier afzakt, en het is dan nog uitzonderlijk dat deze hogepriester in Gent zijn ‘ding’ komt doen. De Morgen, 08-11-85
Ik benijd hen, ze hoeven volstrekt niets te bewijzen en nemen blijkbaar vrede met hun bestaan. Ze doen hun ding, doen het goed en trekken weer huiswaarts. Humo, 05-06-86
The Romans doen hun ding, zelfs als dat met een cover van Lennon-McCartney moet gebeuren. Backstage, oktober 1987
Van Zandt maakte zich er niet druk over. Hij deed zijn ding en deelde en passant nog gul de speciale T-shirts uit waarvan de organisatie een doos vol in elke kleedkamer had laten deponeren. Nieuwe Revu, 26-04-90
Maar de jeugd heeft geen brandende ambitie om die fouten te maken waaraan de ouderen zich puur omwille van de macht bezondigden. Adelmunds oproep aan de ‘Niet Nixers’ om, nu zij hun ding gedaan hebben, actief te worden op afdelingsniveau, is aan de nieuwe PvdA’ers niet besteed. Elsevier, 07-12-96
Iedereen doet ‘zijn ding’ en wenst door niemand te worden gedwarsboomd. HP/De Tijd, 14-02-97