Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 07-06-2017

Camcorder

betekenis & definitie

Camcorder - (Eng.), combinatie van videocamera en -recorder. Met de nieuwste apparaten kan het beeld niet alleen door de kleine zoeker bekeken worden, maar eveneens gevolgd worden op een LCD-kleurenbeeldschermpje. Al in 1965 geïntroduceerd (zie citaat HP/De Tijd 03-01-97), maar pas in de loop van de jaren tachtig populair geworden.

Camcorder: videocamera met ingebouwde opname-eenheid. Liesbeth Koenen en Rik Smits: Peptalk, 1992

Gewapend met camcorder en veel lef, want dat hebben ze wél, stapten vorige week twee Sport7-meisjes en een jongetje het trainingsveld van PSV op om iemand te ronselen voor de quiz ‘Aanvallen’. Nieuwe Revu, 04-09-96

Het opnemen en afspelen van geluid, foto’s op je pc, de camcorder aansluiten enzovoort krijgen alle aandacht. PC-Active, december 1996

Dat maakt het belang van hun werk uitzonderlijk, temeer omdat de eerste golf videokunst, opgeweld na de introductie van de Sony camcorder in 1963, grotendeels bestond uit technische spielerei en droge registraties van ‘performances’. HP/De Tijd, 03-01-97

De evolutie van de camcorders zit in een stroomversnelling. De klassieke modellen worden steeds compacter, lichter en gebruiksvriendelijker en gaan nu al voor minder dan 20.000 frank van de hand. NetWerk, juni 1997