Neologismen

Instituut voor de Nederlandse Taal (2020)

Gepubliceerd op 07-04-2020

hotelgezin

betekenis & definitie

gezin waarvan de leden het allemaal zo druk hebben dat zij eigenlijk langs elkaar leven en geen tijd hebben voor gezamenlijke activiteiten

Gezinnen zijn veranderd en veranderen verder. We spreken tegenwoordig wel over het "hotelgezin". U weet hoe een hotel werkt? Mensen zijn op zakenreis of op vakantie en ze overnachten in een hotel. Ze gaan daar naar toe om goed te kunnen slapen. Om een fatsoenlijk ontbijt te nuttigen. Misschien een lunch en een warme maaltijd. Ze verwachten vriendelijk en beleefd behandeld te worden. En na een dag of enkele dagen verlaten ze het hotel weer. Een band met het hotel hebben ze niet. Een band met de andere gasten ook niet. Ze halen hun natje en droogje en ze gebruiken een slaapplaats, en verdwijnen weer.
http://www.gereformeerdkerkbladdebazuin.nl/artikel/517

Het moderne gezin wordt vaak zichtbaar als hotelgezin. Ieder komt en gaat, heeft zijn taken en bezigheden en de samenhang en saamhorigheid lopen gevaar. Het is mijn grote wens dat het gezin in onze samenleving meer en meer aan zijn bedoeling gaat beantwoorden. Ten bate van ouders en kinderen en de maatschappij [...]. Ik pleit voor een hecht en warm gezinsleven.
http://www.keesvanbaardewijk.nl/verhalen/10%20Landgenoten.htm,

< >