Neologismen

Instituut voor de Nederlandse Taal (2020)

Gepubliceerd op 07-04-2020

frietchinees

betekenis & definitie

van oorsprong Chinese - of algemener Aziatische - uitbater van een frietkraam of snackbar waar friet verkocht wordt; Chinese of Aziatische houder van een frietkraam of snackbar; Chinese of Aziatische frituurhouder

De frietchinees rukt op [...]. Er duiken steeds meer frituristen op met Turkse, Marokkaanse maar vooral Chinese roots. Ze zien het gat in de markt en passen zich goed aan.
De Standaard,

Vijf jaar geleden baatte Xiandong Zhao nog een Chinees restaurant uit, nu is hij - om het met het 'Vlaamse Woord van het jaar 2012' te zeggen - een 'frietchinees'. Zhao is de trotse uitbater van frituur De Lekkerbek in Arendonk, vlak bij de grens met Nederland. Onder de toonbank liggen viandellen, zigeunersticks en berenpoten. Belgischer kan het niet.
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2672/Wetenschap-Gezondheid/article/detail/3365560/2012/12/19/Frietchinees-in-Belgie-definitief-geaccepteerd.dhtml,

< >