Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Wage(n)wijd open

betekenis & definitie

D.w.z. geheel open; eig. zoo wijd, dat er een wagen door kan?; vgl. hd. dial. wagenweitoffen. Somtijds ook: Wijdewaag, wijgewaad, wijdwagen, wijd en waag (vgl.

Zwitsersch: witund wagen offen); zie Bouman, 115; Molema, 472 a, i.v. wiedwoagen, waar gewezen wordt op ‘brekespel’ naast ‘spelbreker en razeil, Deensch ‘seilra’, enz.; en bl. 578, waar vergeleken wordt Geld. wiedwage (zie Gallée, 53 a: wïd wage en Onze Volkstaal I, 160 a: wid wage lös), Zeel. wiëwaege, Den Haag: weigewaad; Opprel, 89 a: wjdwage; Maastricht: wiegel-wagel; fri. waech (wage-)wiid; wide-waech; wiid-en-waech iepen; vgl. Halma, 785: De deur stond wagen-wijd open, la porte étoit autant ouverte qu'elle peut l'être, étoit ouverte a gueule bée. Volgens Schuermans, 533 en De Bo, 939 zegt men in Vlaanderen: rek(ke)wijd open (Volkskunde XIV, 145) naast gapewijd en wage(n)wijd; afrik. iets wawjd oopsit. Let men op het mhd. vensterwït, vletzewt naast wagenwït, op het Zwitsersche wandoffen, sperrwand offen, so dasz durch weites Oeffnen von Tür und Fenstern gleichsam die ganze Wand geöffnet ist; windoffen, so offen dasz der Wind durchziehen kann; kuewitoffen, so dasz eine Kuh bequem hindurchgehen kann, dan moet ons wagenwijd zeker verklaard worden, als zoo wijd, dat er een wagen door kan (Deutsche Wortforschung V, 247). Vgl. een mond als een hooischuur of een schuurdeur, en dergelijke; hd. sperreweit, sperrangelweit.