Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Van de leep krijgen (of geven)

betekenis & definitie

Eene dial. uitdrukking voor klappen krijgen of geven; Harreb.

II, 13 b; Ndl. Wdb. VIII, 1296. In de 17de eeuw komt zij voor bij Vondel, Harpoen, vs. 70 en in het Kluchtspel III, 41. De uitdr. is syn. van: van de kittel geven (Gew. Weeuw.

I, 56), van de wapper geven (Frequ. II, 705), van de latgeven, het Zuidnl. iemand van de gisp (roede, zweep) geven (Antw. Idiot. 495); iemand van den spanriem geven (Waasch Idiot. 611); 17de eeuw: iemand van de lerp (uit lederreep?; fri. larp) geven1); van de pantoffel krijgen (Antw. Idiot. 938); zwans, zwens krijgen (Schuerm. Bijv. 403; Maastricht); van den deunstok krijgen of iemand van den deunstokgeven (De Bo, 227); enz. Wat men in eigenlijken zin onder leep moet verstaan, is onzeker.