Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Over koetjes en kalfjes praten

betekenis & definitie

D.w.z. over onverschillige, onbeduidende zaken praten.

Zie Van Effen's Spect IX, 11: Nadat we so wat van koetjen en kalfjen epraet hadden; bl. 237: Eens mee praaten van het mooi weer, van het courant nieuws, en gelyk men zegt, van 't koeitje, en 't kalfje; Harrebomée, I, 356; Van Eijk, II, 56; Falkl. IV, 115; Schoolm. 18; t Daghet XII, 190. De uitdr. zal eerst gezegd zijn van boeren, die over hun vee praten (vgl. mnl. spreken van Bouwijns heynst zie Mloop. II, 796), over alledaagsche dingen, en later in ruimere toepassing in gebruik zijn gekomen. Vgl. Gew. Weeuw. III, 66: Van koeyen en kersseboomen praaten; hetgron. overlandenzandproaten, d.i. bebouwd en onbebouwd land (Molema, 236 b); Villiers, 65; in Amsterdam: kletse, prate van ouwe Jan en van jonge Jan; fri. prate oer haven en staven; in Zuid-Nederland: van land en zand kouten; van kraaien en duiven spreken (Volkskunde, XIV, 145; Waasch Idiot. 193 b).