Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Nat houden en pappen

betekenis & definitie

Ook pappen en nathouden, d.w.z. drinken, brassen, volhouden, de zaak aan den gang houden; in obscoenen zin ‘coire’.

Vgl. Nkr. VI, 13 April p. 4: Néén! zoo gewikst is Kolthek wel om dat sekuur te snappen; doch 't ware doel wordt slechts bereikt door ‘nat houden en pappen’; Nkr. III, 9 Mei p. 2:Toen was 't nat houden en pappen,

Heel den lieven, langen dag.

Mijn gezicht blonk van de geestdrift,

Net de nationale vlag.

Vgl. Boekenoogen, 1347: ‘t Is pappen en warm houden, gezegd als men druk in de weer is; Soldaten-courant, 9 April 1915, p. 4 k. 1: Daar komt een dikke meneer aanstappen, die blijkens zijn gang ook al geen vijand is van ‘pappen’. Vgl. naast dit wkw. pappen een znw. papper, drinker (Jord. II, 274) en het wkw. aanpappen, drinken, ook gezellig samenzijn onder een glaasje (Jord. II, 342; Barb. 63; Nkr. VII, 26 Juli p. 2), naast aanpapper (Zondagsblad v.h. Volk, 7 Maart 1914, p. 3 k. 2).