Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Licht en dicht

betekenis & definitie

D.w.z. nietsoliede, vooral van gebouwen gezegd, luchtig en niet hecht gebouwd, uit de breeveertien gebouwd; vgl.

C Wildsch. V, 309: Eene schoone, rijke, zedelyke garderobe, niet zo wat ligt en digt, en mooi van kleur; maar in waarde gelijk aan de samaaren onzer overgrootmoeders. De uitdr. is verbasterd, daar we in de 17de eeuw aantreffen lichten ondicht (vgl. guur voor onguur), o.a. bij Beaumont, 38: Dit licht en ondicht werck, Huygens, Korenbl. XVI, 113: Jan is een kuycken van een lichte ondichte Hoe?\ Thans heeft de beteekenis van licht die van (on)dicht geheel overschaduwd; zie no. 1250. Volgens het Ndl. Wdb. VIII, 1943 is de beteekenis ‘niet stevig en toch dicht’ en is dicht geen verkorting van ondicht; evenzoo in III, 2400: ‘licht en zoo dat alles goed gesloten, zonder scheuren of gaten is, maar ook niet meer’.