Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Een boom opzetten

betekenis & definitie

D.w.z. gezellig babbelen, kouten, kletsen, zwammen (Onze Volkstaal, I, 47); ook wel: een lang verhaal over iets doen.

Deze uitdrukking, die vooral in Oost-Indië gebruikelijk is en vandaar naar hier is overgebracht, is ontleend aan het kaartspel en wil eigenlijk zeggen: een spel gaan jassen, een boom1) jassen. Vgl. gron. 'n boom jassen, een spel kruisjassen, en ook: smousjassen (Molema, 51 a); dreiboom, jasspel onder drie personen (bl. 87 b); dreiboomen, jassen met zijn drieën (bl. 88 a); fri. in boom skutte, een partij schutjassen (Fri. Wdb. 219 b). In Zuid-Nederland: een boom spelen, zoolang spelen, totdat een der meespelers een bepaald aantal keeren gewonnen heeft (Schuermans, 654). Vandaar: gezellig bij elkaar zitten, kouten, kletsen, praten, tien schreefjes uitpraten (Onze Volkstaal, II, 119). Ook een wkw. boomen, in den zin van gezellig praten, is niet onbekend. Vgl. het Brab. een köpke zetten (koffie zetten), gezellig babbelen.

Een boom
(of boompje) opzetten komt o.a. voor in Nw. School, II, 337; IV, 188; VIII, 356; Nkr. IV, 15 Mei p. 4; V, 17 Oct. p. 2; Op R. en T. 14; Kunstl. II, 24; De Arbeid 25 Febr. 1914 p. 3 k. 3; 25 Maart 1914 p. 4 k. 2; 26 Dec. 1914 p. 1 k. 2: Militaristen zetten boomen op over vrede en ontwapening; Het Volk, 18 Dec. 1913 p. 8 k. 2: Heele boomen zijn er over opgezet; 29 April 1914 p. 1 k. 3: Mr. Tydeman zette een dikke boom op over de vraag, enz.; 11 Juli 1914, p. 7 k. 3: Dat hij zoo'n grooten politieken boom opzet, was verkeerd. Hetww. boomen en hetznw. geboom komt eveneens tallooze malen voor; o.a. Nw. School II, 80; St L. 48; Nkr. III, 1 Aug. p. 4; VII, 26 April p. 5; Handelsblad, 26 Januari 1915 p. 2 k. 6: Er is bij Shaw altijd gevaar door de (het?) boomen het bosch niet te zien; DeArbeid, 24 Dec. 1913 p. 4 k. 2; 6 Juni 1914 p. 2 k. 4: Al dat gepraat en geboom over deze staking: Het Volk 5 Dec. 1913 p. 1 k 3; 29 Dec. 1913 p. 1 k. 2; enz.