Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Dat is een kolfje naar zijn hand

betekenis & definitie

D.w.z. dat bevalt hem best, dat is iets naar zijn zin; dat doet hij graag, dat is 'en kaantje nê zen hand, zooals men in de Zaanstreek zegt: ontleend aan het vroeger algemeen voorkomende kolfspel.

Volgens het Ndl. Wdb. III, 1823 moet men onder kolfje verstaan een kolfslag dien men gemakkelijk maken kan, of van welken men persoonlijk recht ‘den slag’, juist ‘het handje’ heeft. Men zou kunnen vragen of niet eerder te denken is aan den kolfstok, waarmede de bal wordt voortgeslagen. Men voelt bij het kiezen daarvan naar de zwaarte, evenals dit met eene keu geschiedt bij het biljarten. Vgl. Sartorius II, 9, 95: Ad pedem meum quadrat: datis een kolf nae mijn handt, Pers, 184 a; KluchtspelII, 103; Rusting, 416; Noozeman's Lichte Klaeitje, 6: Wel dit komt nae mijn sin, een kolfje nae mijn hant; Gew.

Weeuw.
III, 46; Van Effen, Spect. VII, 59; 116; IX, 117; Sewel, 313: Dat is een kolfje naar zyn hand, that is a good thing for him, much at his liking; Harreb. I, 276; Krat. 199; Dievenp. 108; Het Volk, 7 Maart 1914, p. 5 k. 1; Schoolm. 243; Schuermans, 274; Joos, 94; 103; 122; Taalgids IV, 253; oostfri. dat is 'n grap na min hand {Ten Doornk. Koolm. I, 674).