Lexicon Nederlandse auteurs

Josien Moerman (1984)

Gepubliceerd op 10-05-2021

Groot, hugo de

betekenis & definitie

(ook Hugo Grotius, 1583-1645) Ned. jurist en schrijver. Werd in 1607 advocaat-fiscaal bij het Hof van Holland en in 1613 pensionaris van Rotterdam. Als remonstrant werd hij in 1618 gearresteerd en overgebracht naar slot Loevestein, vanwaar hij drie jaar later in een boekenkist ontsnapte. Hij verbleef sindsdien in het buitenland, vanaf 1635 in Frankrijk als gezant van Zweden. G. is wereldvermaard door o.a. De iure belli ac pacis 1625 (Over het recht van oorlog en vrede), De veritate religionis Christianae 1627 (Over de waarheid van het christelijk geloof) en De iure praedae 1604 (Over het recht van de buit) met daarin het Mare Liberum (Vrije zee). Zijn Inleydinge tot de Hollantsche rechtsgeleertheit 1631 heeft eeuwenlang dienst gedaan als 'inleiding' voor aankomende juristen. Hij was verder een kenner van de klassieken (verzorgde diverse uitgaven) en de theologie.