Lexicon Nederlandse auteurs

Josien Moerman (1984)

Gepubliceerd op 10-05-2021

Claus, hugo

betekenis & definitie

(geb. 1929) VI. schilder, dichter, roman- en toneelschrijver. Studeerde aan de academie voor beeldende kunsten en de toneelschool te Gent, sloot zich aan bij Cobra en ontmoette in Parijs de Nederlandse Vijftigers. Debuteerde met experimentele poëzie: uit zijn later werk spreekt meer sociale geëngageerdheid. Publiceerde in 1950 zijn eerste, realistische roman, De Metsiers, en had in 1955 groot succes met zijn alom geprezen toneelstuk Een bruid in de morgen. Hierna ontwikkelde C. zich tot een produktief en zeer veelzijdig auteur, wiens werk schijnbaar moeiteloos een zeer hoog niveau bereikt. In 1979 ontving hij voor zijn gehele oeuvre de Const. Huygensprijs. Poëzie o.a. Kleine reeks 1947, Zonder vorm van proces 1949, Paal en Perk 1955, Van horen zeggen 1970, Figuratief 1973; proza o.a. De koele minnaar 1955, De zwarte keizer 1958, De verwondering 1962, Omtrent Deedee 1963 (voor toneel bewerkt als interieur 1971), Het jaar van de kreeft 1972, De pen gaat waar het hart niet kan 1980, Het verdriet van België 1983; toneel o.a. Het lied van de moordenaar 1957, Suiker 1958, Mama, kijk zonder handen! 1959, De dans van de reiger 1962, Vrijdag 1969, Tand om tand 1970, Thuis 1975, Orestes 1976, Jan zonder vrees 1980 en Het haar van de hond 1982. C. schreef nog enkele essays en is verder actief als film- en toneelregisseur.