TINNE (Mr. Johan Abraham), geb. te 's Gravenhage (na zijns vaders dood) 20 April 1742, ged.
Nieuwe Kerk ald. 22 April, overl. te Voorburg 5 Sept. 1808, begr. in de Kloosterkerk te 's Gravenhage; zoon van Johannes Tinne, adj. griffier der S.G., en van Susanna Dorothea Rietquesler.Hij was eerst particulier-secretaris van Willem Gustaaf graaf Bentinck van Rhoon, den lateren schout van 's Gravenhage, daarna commissaris van de depêches in dienst der Staten-Generaal en verkreeg in 1787 het door velen begeerde ambt van secretaris bij den raadpensionaris van de Spiegel. Met zijn eerste vrouw bewoonde hij een klein huis in het Voorhout, op den hoek van het (sedert 1892 verdwenen) Kalkstraatje; later betrok hij een grooter huis in het Noordeinde, waar hij nog in 1793 woonde. Met graaf Bentinck, wiens vertrouweling hij was, en met zijn vriend, den griffier Henry Fagel, vormde hij een driemanschap, dat lange jaren den toon aangaf in oranjegezinde kringen en een groot aandeel had in de gebeurtenissen van 1787. Vóór dat jaar had hij meer met de pen dan met het woord de zaak van Willem V voorgestaan, of liever de franschgezinde richting in ons vaderland gedwarsboomd, door een aantal scherp doch geestig gestelde politieke vlugschrif-
ten, meerendeels onder de initialen A(braham) T(inne) van de pers gekomen. Vooral vonden deze een goed onthaal bij de aristocratische clubs in het toenmalige 's Gravenhage. In 1793 heeft hij zijn ambt van secretaris neergelegd en werd daarin opgevolgd door zijn zoon (die volgt). Tusschen 1787 en 93 schijnen zijn politieke hartstochten, zoo niet geheel bedaard, dan toch zeer getemperd te zijn; hij trok zich uit het openbare leven terug en deelde noch de ballingschap van Willem V, noch de gevangenis van Bentinck en van de Spiegel. In zijn laatste levensjaren woonde hij te Voorburg nabij de Geestbrug.
Tweemaal is hij gehuwd geweest, eerst met Marie Alexandrine Deel (gest. 1777), daarna met Wouterina Feuilleteau de Bruyn, en won bij elke vrouw vijf kinderen. Een zoon volgt hieronder. Naar de teekening van een anderen zoon, Adrien Abraham Alexandre Tinne:‘Ruïnes van de abdij van Egmond’ 1798, komt een steendruk voor in dl. XIII (1842) van het Archief voor Kerkgeschiedenis, en naar die van een derden zoon, Chrétien Theodore Tinne: ‘Afbeelding van een hardsteenen leeuw’ in een muur der abdijtorens, een gravure in het Huiszittend Leeven van H. van Wijn.
De fraaie portretten van Johan Abraham Tinne en Marie Alexandrine Deel, door een onbekend meester (pastel, denkelijk door Liotard), berusten bij hun achterkleinzoon T.F. Sandbach Tinne (‘The Hall House’ Hawkhurst, Kent) Steller dezes heeft daarvan zeer fraaie photogr. reproducties.
Zie Knuttel, PamflettencatalogusV, reg.; Mdbl. Ned. LeeuwXVIII, 178-184, 193-202.
Regt