NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Tal, tobias

betekenis & definitie

TAL (Tobias), rabbijn, geb. te Amsterdam 16 Juni 1847 gest. te 's Gravenhage 24 Oct. 1898. Hij was de zoon van Z.T.

T a l (1812-1864), administrateur van de N.I. Gemeente te Amsterdam, kwam in 1862 als leerling aan het juist door Dr. J.H. Dünner (1833-1911) gereorganiseerde N.I. Seminarium, heeft daar gestudeerd tot 1874 toen hij bevorderd werd tot Moré (hoogste graad voor de godgeleerdheid), na in 1872 te Utrecht het door de wet van het N.I. Kerkgenootschap voora.s. rabbijnen geëischte cand. ex. in de klassieke letteren gedaan te hebben.In Dec. 1874 werd Dr. Dünner opperrabbijn van het ressort Noord-Holland en als gevolg daarvan is Tal benoemd tot rabbijn bij de N.I. Gemeente te Amsterdam. In 1876 schreef hij: Ons godsdienstonderwijs, een verdediging van zijn leermeester en diens leerprogram tegen de uiterste orthodoxen en de uiterste liberalen. Een aanbod om als opperrabbijn naar Rotterdam te gaan heeft Tal in dien tijd afgeslagen; 14 Dec. 1880 is hij naar Arnhem beroepen als opvolger van J.A. Lehmans; 26 Juni 1881 is hij daar bevestigd.

In 1880 was in Eigen Haard een bijschrift verschenen van prof. H. Oort te Leiden bij een plaat voorstellend een door Meyer de Haan geschilderd: ‘Une controverse Talmudique’. Tegen dit bijschrift heeft Tal een brochure geschreven: Prof. Oorten de Talmud, en tegen Oort's antwoord daarop in de Gids van 1880, een

tweede brochure: Een blikin Talmud en Evangelie. Een wederantwoord van O.: Evangelie en Talmud is door L. Wagenaar weerlegd in de Isr. Letterbode 1884.

In Arnhem heeft Tal gedaan wat in een lang verwaarloosde gemeente te doen was; in 1895 verliet hij haar bloeiend om 4 April de opvolger te worden van B.S. Berenstein te 's Gravenhage en ad interim van Zeeland en Utrecht. In 1886 en 1887 heeft Tal uitgegeven: Choreb en Jedidjah (Rott.) waarin hij veel, ook onder het pseudoniem Jotham, schreef. In 1898 heeft hij uitgegeven: Oranjebloesems uit de gedenkbladen van Ned. Israel. Opstellen verschenen van hem in het Weekblad voor Isr.

Huisgezinnen, in de bundels van Mekor Chajiem en van de ‘Haagsche Vereeniging voor Letterkunde en Geschiedenis’. Tal was lid van de Mij. der Ned. Letterkunde (1887) en van het Historisch Genootschap (1896).

Zie: Weekblad v. Isr. Huisgezinnen 28 Oct. 1898 (Salem d.i.A. Polak Jzn.); Dr. J.H. Dünner in deAmsterdammer 1115, 6 Nov. 1898, met portret.

Slijper

< >