SURINGAR (Pieter Hendrik), geb. 3 Jan. 1813 te Lingen (Hannover), overl. 13 Jan. 1887 te Amsterdam was de broeder van den vorige. Zijne eerste opleiding kreeg hij te Leiden op de latijnsche school, waarna hij, 27 Febr. 1831, ingeschreven werd als student in de geneeskunde. 22 Apr. 1837 promoveerde hij op een Dissertatio historicomedica deAretaeo medico diagnostico summo. Hij vestigde zich te Amsterdam, waar hij spoedig door zijne erkende bekwaamheden als geneesheer en zeker niet minder door zijn uitnemenden tact om met allerlei menschen om te gaan, eene uitgebreide praktijk verkreeg.
5 Sept. 1844 werd hij benoemd tot hoogleeraar aan de genees- heel- en verloskund. school te Amsterdam en 22 Nov. d.a.v. hield hij zijne intreerede, Over de doelmatigste inrichting van hetklinisch onderwijs (Amst. 1845), nadat hem (6 Nov.) de titel van honorair professor in de geneeskunde aan het Athenaeum Illustre was verleend.
Na de opheffing der klinische school in 1867 werd hij benoemd tot gewoon hoogleeraar in de praktische geneeskunde aan het Athenaeum en belast met het onderwijs in de specieele pathologie en therapie, de algemeene medische kliniek en een nieuw vak, de therapeutische pharmacologie. In 1877 bij den overgang van het Athenaeum tot gemeentelijke universiteit, stelde hij zich niet beschikbaar voor eene benoeming tot hoogleeraar, maar nam hij zijn ontslag, vooral omdat zijne gezondheidstoestand niet zóó was, dat hij zou kunnen voldoen aan de eischen, die de nieuwe betrekking aan hem zou stellen. De inwendige-geneeskundige dienst in het Binnengasthuis was eveneens aan hem opgedragen, waardoor hij het noodige zieken-materiaal had zoowel voor zijn onderwijs als voor zijne talrijke mededeelingen op de vergaderingen van het Genootschap voor genees- en heelkunde te Amsterdam (zie de verslagen gedurende de jaren 1839-1862) en bijdragen in het Nederl. Weekbl. voor Geneeskundigen (zie Register VI, 1856) en Ned. Tijds. v. Geneesk. (Zie Register
der oorspronkelijke stukken verschenen in de eerste vijftig jaargangen 1857-1906). Onder
deze laatste zijn van grooteren omvang; Bijzonderheden omtrent het leven van Dr. G.C.B. Suringar (1874, II, 66) en De academische bibliotheek te Leiden, vooral met oog op het natuur- en geneeskundig onderwijs uit de door Prof. G.C.B.Suringar nagelaten aanteekeningen bijeengebrachten medegedeeld (1876, II, 54). Deze beide stukken getuigen van groote piëteit voor den man, dien hij gedurende het grootste deel van zijn leven als leermeester en raadsman geëerbiedigd en als een tweeden vader bemind heeft. Afzonderlijk verschenen nog van hem: Waarnemingen, 4 stn. overgedrukt uit Weekbl. v. Geneesk. en Geneesk. Courant; Ziekte- Verhaal omtrent enen aan hydrops pericardii overleden lijder (Amst. 1846).
Zijn portret is gegraveerd door D.J. Sluyteren gelithographeerd door L. de Koningh.
Simon Thomas