NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Stork, charles theodorus]

betekenis & definitie

STORK (Charles Theodorus), geb. te Oldenzaal 9 Febr. 1822, overl. aldaar 19 Juli 1895. Lid van de 1ste Kamer der Stat.

Gener. van 1866 af tot kort voor zijn dood, waar hij speciaal op den voorgrond trad tot verkrijging van de afschaffing der differentieele rechten in Indië en tot verdediging van het vrijhandelsysteem.

In 1836 was hij voor eigen rekening te Oldenzaal zaken begonnen met eene kleine weverij. In 1853 richtte hij te Hengelo cene bontweverij op, onder de firma C.T. Stork en Co., met de nieuwigheid van een eigen fabrieksgebouw, kantoor en magazijn. Zonder kapitaal begonnen, wist hij door spaarzaamheid, werkkracht en goede koopmanschap een groote uitbreiding aan de hengelosche nijverheid te geven. Voorts was hij ruim 40 jaren lid derfirma-Gebr. Stork & Co., eigenaren der Machinelabriek te Hengelo, en is als een der oprichters daarvan aan te merken.

Van zijne hand: De Twentsche katoennijverheid, hare vestiging en uitbreiding (Enschede 1888).

Zie: H. Smissaert, Bijdragen t.d. geschied, der Twentsche katoennijverheid (den Haag 1906) 113; R.E. H attink, HetgeslachtStorkin Twenthe (Zwolle z.j., niet in den handel).

Zijn portret, een houtsnede door Smeeton Tilly staat in Eigen Haard, 1883.

ter Kuile

< >