SÄNGER (Willem Matthijs Hendrik), geb. 27 Oct. 1833 te Bergen-op-Zoom, overl. 14 Febr. 1898 te Groningen. Zijn vader, Johan Hendrik Sänger, die in's Gravenhage de geneeskunde uitoefende was gehuwd met Wilhelmina Meyer.
Sänger bezocht het haagsche gymnasium en werd 19 Apr. 1853 ingeschreven als student te Leiden. 26 Juni 1857 promoveerde hij in de geneeskunde op een proefschrift: Beschrijving van eene misvormde menschelijke vrucht, benevens eenige opmerkingen omtrent de zoogenaamde Engelsche ziekte (Rhachitis congenita), 17 Sept. 1857 werd hij doctor in de verloskunde en in 1872 doctor in de chirurgie. Reeds bij zijne medische studiën legde hij zich bij voorkeur op de verloskunde toe en op eene buitenlandsche reis, waarbij hij Göttingen, Leipzig, Praag en Weenen bezocht, stelde hij zich op de hoogte van hetgeen in die plaatsen op het gebied der verloskunde was te leeren en deelde dit in uitvoerige brieven mede aan zijnen leermeester en vriend, den leidschen hoogleeraar Simon Thomas. Hij vestigde zich als geneesheer te 's Gravenhage en oefende daar in hoofdzaak de verloskunde uit, terwijl de bijdragen, die hij aan het Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde en het Tijdschr. voor Heel- en Verloskunde ter opname toezond, alle onderwerpen uit de leer der verloskunde en vrouwenziekten betroffen.
Op 13 Mei 1867 huwde hij met Maria Frederika Henkes, welke hem twee zonen schonk. Na het vertrek van Halbertsma uit Groningen, werd Sänger aldaar als hoogleeraar benoemd en op 21 Nov. 1867 hield hij bij het aanvaarden van dit ambt eene redevoering over De onvolkomenheid der verloskundige wetenschap. Vol ijver en liefde voor zijn vak en het onderwijs deed hij zooveel hij kon om verbetering te brengen in den omvang der verloskundige kliniek en in bewoordingen, die wel geschikt waren om indruk te maken, beschreef hij in zijn eerste jaarverslag het ontoereikende van deze gelegenheid tot onderwijs. Reeds in 1870 gelukte het
hem eene verloskundige polikliniek op te richten, waardoor de oefeningen in de praktijk voor de studenten zeer vergemakkelijkt werden. Het aantal verlossingen nam nog toe, nadat op zijn aandringen in 1873 door de studenten eene ‘Vereeniging tot
ondersteuning van behoeftige kraamvrouwen’ was opgericht . Bij zijn aftreden als rector magnificus hield hij op 12 Oct. 1876 eene rede Overhet Groningen der toekomst, de hoop harer universiteit, welke zeer de aandacht trok, daar hij verschillende verbeteringen op sanitair gebied met klem aanbeval. Op 1 Oct. 1876 was de gemeentekweekschool voor vroedvrouwen geopend, waarin Sänger als directeur optrad. In Sept. 1896 vroeg hij om gezondheidsredenen eervol ontslag uit deze betrekking. Op 1 Oct. 1896 trad hij om dezelfde redenen af als hoogleeraar, waarna hij nog een paar jaar leefde, voortdurend lijdende en ongeschikt voor eenigen arbeid.
Gedurende de jaren 1859-1867 en 1878-1880 leverde Sänger als vaste medewerker aan het Nederl. Tijds. v. Geneesk. talrijke referaten en korte mededeelingen, en verder verschenen van zijn hand: Watheeftmen in andere landen voor de opleiding der vroedvrouwen gedaan ('s Grav. 1860, niet in den handel); Verslag van een bijna vieren veertigjarige praktijk in de Residentie in Ned. Tijds. v. Gen. 1862, 273; De keizerssnede bij levenden in ons vaderland; Eene geschiedkundige bijdrage in Ned. Tijds. v.
Heel-en Verlosk. XIII (1863)523; Verslag van de verloskundige kliniek aan de Hoogeschool te Groningen gedurende het jaar 1868 in Ned. Tijds. v. Geneesk. 1869, 365; hetzelfde over het jaar 1869, ibid. 1870, 233, over 1870 en 71, ibid. 1873, 1; over 1872 en 73 ibid. 1874, 674; Eene kleine bijdrage totde verloskundige bibliographie, ibid. 1870, 373; Handboekder verloskunde (Gron. 1873); Genezing van echino coccus der milt, medegedeeld door Prof. Rosenstein en Prof. Sänger te Groningen, Ned.
Tijdschr. Gen. 1873, 229; Chloromethyl en Chloroform, ibid. 1874, 481; Zonderbaarmoeder, ibid. 1877, 347; Exstirpatie van een haematometra in den rudimentairen hoorn van een uterus unicornis, ibid. 1879, 129; Castratie eener vrouw, ibid. 1879, 593; Exstirpatie der baarmoeder van uit de scheede, ibid. 1881,261; Zur Entwickelungsgeschichte des Spondylolisthetischen Beckens undseinerDiagnose. Boekaankondiging, ibid. 1882, 218 .
Aan hem moeten ook worden toegeschreven de onder het pseudoniem ‘Regnas’ voorkomende Vingerwijzingen in de Gynaecologische literatuur van den dag in Ned. Tijds. v. Geneesk. 1881, 126, 343, 570, 801 en 890; 1882, 276, 377, 392, 717 en 824 en 1883, 110, 220.
Simon Thomas