RONGHE (Albericus de), geb. te Brussel 9 Jan. 1615, overl. als pastoor te Oud-Gastel 12 Sept. 1666. Als cisterciensermonnik der abdij St.
Bernard aan de Schelde legde hij 25 Nov. 1636 zijne kloostergeloften af. Na zijne priesterwijding, 19 Maart 1639, studeerde hij te Leuven, behaalde den graad van baccalaureus, waarna hij novicenmeester en subprior was in de abdij tot 1649, tijdstip zijner aanstelling als bestuurder der nonnenabdij Zwijvique te Dendermonde. Hij werd 24 Oct. 1655 door zijn abt benoemd tot pastoor te Oud-Gastel, waar hij tot zijn dood ijverde voor
het heil zijner parochianen en nog tijd vond de drie volgende werkjes in druk uit te geven: Favus distillatus sive e S. Bernardi melliflui ecclesiae doctoris operibus depromptae preces ad quas accedit diversa paraphrasis pie condnnata (Antv . 1657); Dulcedo mellis sive attributa divina piis affectibus illustrata. Actus varii precesque e melliflui ecclesiae doctoris S. Bernardi alveari collectae et connexae (Antv . 1661); Nardus odorifera harmonica dorica fugata; opus integrum musicum pro vocibus et instruments. Partes quinque, cum notis musicalibus (Antv. 1663). De Ronghe stierf plotseling en werd in de abdij begraven.
Vgl.: B. van Doninck, ObituariumLociS. Bernardi(Lérins 1901)XXXVI, 121; Mémoires pour servirà l'histoire des dix-septprov. des Pays-Bas (ed. 1768) XIV, 31-32; J.B. Krüger, Kerk. gesch. bisdom Breda III, 388; L. Janauschek, Bibliographia Bemardina (Vindobon. 1891) 235, 239; Sanderus, Chorographia sacra Brabantiae (ed. 1726) I, 501; Archief der abdij te Bornhem.
Fruytier
