NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Reinald ii

betekenis & definitie

REINALD II, graaf, sedert 1339 hertog, van Gelre, bijgenaamd ‘deZwarte’,zoon van Reinald I, welken hij na diens dood (1326) opvolgde, hoewel hij hem reeds sedert einde 1318 vervangen had; overl. 12 Oct. 1343. De slechte toestand, waarin Reinald I de geldmiddelen van zijn land gebracht had, noodzaakte den zoon een rijk huwelijk te sluiten; deze verbond zich daartoe (vóór 1319) in den echt met Sophia, erfdochter van Floris Berthout, heer van Mechelen, wel is waar uit aanzienlijken huize gesproten, maar toch niet van gelijken rang met de geldersche graven.

Sedert 1318 voerde hij, onder den titel van ‘soen des greven van Gelre’, het bewind en werd in 1322 in een oorlog gewikkeld met zijn nabuur, den bisschop van Munster, in 1326 beëindigd met een vrede waarbij Bredevoort, Aalten, Winterswijken Dinxperlo aan Gelre gehecht werden. In laatstgenoemd jaar overleed zijn vaderen werd hij dus onbetwist heerscher. Twee jaar later waren de Luikenaren in oorlog met hunnen bisschop, graaf Adolf van der Marck, wien zijne verwanten de graven van Mark, Kleef, Gelre en Gulikte hulp snelden; dezen versloegen het leger der luiksche gemeentenaren bij Oreye, ten z.w. van Tongeren (25 Sept. 1328). Naar aanleiding van dit wapenfeit zou Reinald, ter verzoening van het vergoten bloed, het klooster Munnikhuizen bij Arnhem gesticht hebben, doch dit kwam eerst in 1342 tot uitvoering. Na den dood van zijne eerste vrouw Sophia (1329) had Reinald Mechelen aan zijne oudste dochter Margaretha,de verloofde van den zoon des graven van Gulik, afgestaan, welke deze stad in 1333 aan Vlaanderen verkocht. Hierdoor geraakte Gelre in oorlog met Brabant, tegen welk land zich een coalitie vormde; bij den vrede van Kamerijk, in 1334 door bemiddeling van Frankrijk gesloten, werd, nadat ook de Gelderschen aan Brabant veel schade toegebracht hadden, een huwelijk bepaald tusschen Reinalds oudsten zoon (den lateren Reinald Ill) en Maria, 's hertogen dochter, verder kwam Heusden aan Brabant, dat Tiel, Zandwijk en Herwaarden aan Gelre afstond. Intusschen keerde hij zich, door zijn tweede huwelijk met Alianora (1332), van Frankrijk af en verbond zich ten nauwste met Engeland, waardoor hij met andere vorsten deelnam aan een krijgstocht tegen Schotland en in 1338 tegen Frankrijk; hij woonde te Gent de onderhandelingen van zijn zwager Eduard III met Artevelde bij en vocht 1340 in Noord-Frankrijk. Deze hulp kostte zijn rijk echter schatten; ten slotte was de koning van Engeland hem de som van 110,000 florentijnsche goudguldens schuldig. Daartegenover stond dat diens hulp hem in 1339 (19 Mrt.) het voorrecht deed bezorgen, dat Keizer Lodewijk van Beieren hem den hertogstitel gaf en zijn land tot hertogdom verhief. Reinald overl. te Arnhem 12 Oct. 1343. Hij zette de binnenlandsche politiek zijner voorgangers voort door op ruime schaal stadsrechten uit te breiden en nieuwe te verleenen, o.a. aan Venlo in 1343; ook gaf hij aan het platteland land- en dijkrechten. Hij rondde de grenzen van zijn gebied af door, zooals reeds vermeld, Winterswijk en omstreken en Tiel aan zijn kroon te hechten en de geschillen met den graaf van Gulik over het Rijkswald te beëindigen (1331), waardoor ook dit geldersch werd.

Zijn eerste vrouw, Sophiavan Mechelen, overl. 3 Mei 1329 en werd begr.

te's Gravendaal, nalatend: 1o. Margaretha bij voorwaarden van 1333 aan Gerard, oudsten zoon van Willem graaf van Gulik beloofd, maar voor het

huwelijk overleden; 2o. Machteld, overl. 1382, geh. a. metGodfried heervan Mill en Maeseyck, zoon van Dirk graaf v. Loon, overl. 1342, b. met Johan graaf van Kleef, overl. 1368, c. in 1372 met Jan van Chatillon, graaf van

Blois, overl. 1381; 3o. Elisabeth, abdis van 's Gravendaal, overl. 1372 of 1376;

4o. Maria huwt Willem, tweeden zoon van Willem hertog van Gulik.

Reinald hertrouwde te Nijmegen in Mei 1332 Alianora, dochter van koning Eduard II van Engeland, overl. te Deventer 22 Apr. 1355, begr. in het door haar gestichte Minderbroedersklooster. Hieruit 2 zoons: Reinald III (die volgt) en Eduard (kol. 420).

Zie: v. Spaen, Inleiding II, 252, en dez., Historie I; Nijhoff, Gedenkw. I; Gouda Quint, Bibliogr. 14. Over Munnikhuizen, ald. 244. De stukken van de verheffing tot hertog: v. Spaen, Inleiding, II, nos. 42 en 43.

Obreen

< >