NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Reede, willem frederik

betekenis & definitie

REEDE (Willem Frederik, graaf va n), geb. te 's Gravenhage 19 Jan. 1770, gedoopt in de waalsche kerk 21 Jan. (had tot peter en meter prins Willem V en zijn gemalin), overleden te 's Gravenhage 14 Aug. 1838; zoon van baron Arend Willem (kol. 1001), gezant te Berlijn, en van Heilwich Adriana Amaranthe van Lijnden.

Hij trad reeds op zéér jeugdigen leeftijd in zeedienst en werd in 1780 als adelborst geplaatst op het schip van den toenmaligen kapitein (later luit.-admiraal) van Kinsbergen, metwien hij in 1781 deelnam aan den slag bij Doggersbank, waarvan hij en de graaf van Welderen den uitslag te 's Gravenhage mochten gaan melden. Na aan verscheidene zeetochten te hebben deelgenomen, verliet hij in 1787 den zeedienst met den rang van luitenant en ging twee jaar later bij het landleger over; 20 Nov. 1789 werd hij aangesteld tot brigadier met den rang van ritmeester bij de gardes du corps. In 1793 op verzoek eervol ontslagen, leefde hij sedert ambteloos, eerst te 's Gravenhage, daarna te Woerden, waar zijn zwager Bentinck (zie I kol. 303-305) werd gevangengehouden, en na zijn huwelijk in 1798 te Oldenburg. Slechts twee jaar smaakte hij het echtelijk geluk; zijn zuster, Bentincks vrouw, woonde te Varel en toen deze bijna gelijktijdig met zijn eigen vrouw overleed, nam hij de kinderen van Bentinck, een zoon en twee dochters, met zich naar Oldenburg, waar hij zich met hun opvoeding belastte. Hij bleef van harte belang stellen in de zaken van het Oranjehuis. De opdracht, die hij ontving om zich met Canova, den beroemden ital. beeldhouwer in verbinding te stellen tot het vervaardigen van een grafmonument voor den vroeg gestorven prins Willem George Frederik, wijst daarop.

In 1813 werd hij belast met de aankondiging aan de duitsche hoven van de aanvaarding der souvereiniteit door Willem I. Hij voldeed aan dien last, werd in Mei 1814, bij zijn terugkomst in het vaderland benoemd tot commissaris bij het leger der verbonden mogendheden te Parijs, waar hij zijn zwager Bentinck uit de gevangenschap zag verlossen en daarna door Willem I aangesteld tot gouverneur over zijn zoon, prins Frederik, die de universiteitte Leiden bezocht. Hij moest echter dien post al spoedig laten varen wegens den onverwachten terugkeer van Napoleon. Tot generaalmajoor en commissaris bij het leger van Wellington aangesteld, woonde hij den slag bij Waterloo bij (zijn portret komt ook voor op de schilderij van J.W. Pieneman, in het Rijksmuseum).

Bij organiek besluit van 28 Aug. 1814 geadmitteerd in de ridderschap van Gelderland, werd hij bij kon. besl. van 17 Maart 1822 met den titel van graaf erkend te behooren tot den Nederl. Adel. Hij werd hofmaarschalk, was van 16 Mei 1824 tot 23 Juni 1825 minister van buitenlandsche zaken, uit welk ambt hij op zijn verzoek eervol werd ontslagen en in hetzelfde jaar met den titel van minister van staat tegenwoordig bij het huwelijk van prins Frederik met de prinses van Pruisen. Daarna opperintendant der koninklijke paleizen en lid der Eerste Kamer geworden, volgde hij den over leden baron van Boetzelaer in 1829 op als opperkamerheer des konings. Vijfjaar later werd hij met een belangrijke zending bij den hertog van Nassau belast en werd in 1835 voorzitter der Eerste Kamer, welk ambt hij tot zijn dood bekleedde.

Hij was ridder der D.O., Balye van Utrecht. Jonkheer 2 Maart 1831, commandeur te Schoonhoven 23 Juli 1832, te Middelburg 4 Oct. 1832, Schelluinen 22 Oct. 1833, Doesburg 11 Juni 1834, Schoten 21 Juni 1834, Leiden 5 Nov. 1836 en commandeur te Rhenen 7 Maart 1838.

Hij huwde te Amerongen 13 Mei 1798 met zijn nichtChristina Henriette Maria Isabella, gravin van Reede Ginckel, geb. te Utrecht 26 April 1770, overl.te Oldenburg 16 Jan. 1800, begr. te Varel; dochter van Fred. Christ. Reindert (kol. 1014) Ven graaf v. Athlone, en van A.E.C. barones v. Tuyll v. Serooskerken. Dit huwelijk was kinderloos. Als lid van de Mij. der Ned. Letterk. (sedert 1814), komt zijn levensbericht voor in de Handel. Letterk., 1839, 23 en volg.

Portretten van zijn echtgenoote: zie het artikel van haar vader (kol. 1014).

Regt

< >