NIEUWENHUIZEN (Godeschalcus van), geb. te Weelde, Norbertijn in de abdij te Tongerloo, waar hij het ambt van cellier bekleedde, overleed 2 Oct. 1607 als proost
van de Sint-Sulpitiuskerk te Diest. 1593 werd hij aangesteld tot pastoor te Waalwijk, eene parochie zijner abdij die hij zes jaar bestuurde. Daarna werd hij overgeplaatst naar Diest, waar hij zich zeer verdienstelijk maakte voor zijne parochianen en stierf als slachtoffer van zijn ijver tijdens een besmettelijke ziekte, die in de stad heerschte.