NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Murdisson, johannes

betekenis & definitie

MURDISSON (Johannes), geb. omstr. 1568 in Schotland, gest. te Leiden 1605, werd, toen men te Middelburg, met het oog op de stichting eener illustre school, reeds de latijnsche wilde verbeteren, in 1592 aan deze als conrector verbonden, toen onder het rectoraat van Jac. Gruterus, waarvoor M. dat jaar over negen maanden salaris ontving.

Hij gaf o.a. onderwijs in de philosophie en telde onder zijne leerlingen Ant. Walaeus. In 1595 verkreeg hij eenige weken verlof voor een reis naar zijn vaderland en tevens eene gratuiteit voor de openbare lessen of colleges, welke hij zou geven, zooals nogmaals in 1596; vermoedelijk golden zij de ethica. Met o.a. Hans de Swaef was hij 19 Jan. 1597 getuige bij den doop van kinderen van Joh. van de Vivere. Toen van een illustre school voorloopig niets kwam, ging hij naar Leiden, waar hij 24 Nov. 1599 werd ingeschreven als stud. jur. Het volgende jaar reeds werd hem daar een jaarwedde toegekend om de physica te onderwijzen en in 1603, vermoedelijk door aanbeveling van Dan. Heinsius en Hugo de Groot bij Corn. van der Myle, in plaats van den lector Adr.

Smout aangesteld tot hoogleeraar in de logica. Hij werd opgevolgd door zijn landgenoot Gilb. Jachaeus. Een brief van M.d.d. 2 Febr. 1595 aan Jacob Cool Ortelianus te Londen is afgedrukt bij Hessels, Eccl. Lond. Bat.

Arch. I (Cambr. 1887).

Zie: Land, Schotsche wijsgeeren aan nederl. hoogeschoolen in Versl. en Meded. Kon. Ac. Afd. Letterk. 1878, 172-173; de Lind van Wijngaarden, Ant. Walaeus(Leiden 1891) 14; Kesteloo, deStadsrek. vanMiddelb.

IV(Midd . 1899) 88; Voegler, Gesch. van het Middelb. Gymn. II (Midd . 1894) 358-59 60, 61,67, 68, 69

de Waard

< >