NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Lippius, joannes

betekenis & definitie

LIPPIUS (Joannes), Lippins, Lippens. Hoogstwaarschijnlijk is met deze in de hervormingsgeschiedenis meermalen voorkomende namen steeds dezelfde persoon bedoeld. Jan Lippins komt in 1566 en het begin van 1567 voor als oud-baljuw, burgem. en schepen van Eeklo in Vlaanderen, waar hij de Reformatie begunstigde en gastvrijheid verleende aan predikanten. Jehan Lippius diende in 1567 de gemeente van Breda als predikant, daar zijn naam genoemd wordt in het vonnis van den Bloedraad d.d. 17 Aug. 1568 tegen 51 personen te Breda en eveneens als Mr. Jehan Lippius van Breda onder de uitgeslotenen van het generaal pardon op de lijst van 5 Juni 1574. Zeker is hij dezelfde persoon als Johannes Lippius Noviportuensis. Geboren te Nieuwpoort (in Vlaanderen?) was hij volgens te Water, Tweede Eeuw-getijde van de Geloofsbelijdenisse der Geref. kerken van Nederlant (Midd. 1762), 38, in 't begin der nederlandsche beroerten predikant in Holland, vanwaar hij heimelijk naar Utrecht kwam, om de verdrukte gemeente te vertroosten en te versterken. Vermoedelijk was hij in 1568 predikant bij de duitsche gemeente te Wezel, waar hij mede zijn dienstwerk verrichtte onder de toen aldaar nog niet tot zelfstandige kerkelijke institueering gekomen nederlandsche vluchtelingen. In laatstgenoemde qualiteit woonde hij in 1568 het Convent te Wezel bij, welks artikelen hij onderteekende, mede uit naam van den bekenden Caspar Coolhaes en drie andere leden. In 1571 was hij als predikant van Wezel tegenwoordig op de Synode te Emden, wier acta hij onderteekende. Deze synode benoemde hem in de wezelsche commissie voor vacante gemeenten. In Juli 1572 kwam hij uit Wezel te Dordrecht.

Na het houden der eerste vrije staatsvergadering te Dordrecht in 1572 werd de kerk der Augustijnen, van altaren en beelden ontdaan, den Hervormden tot uitoefening van hunnen eeredienst afgestaan, en hield Lippius 25 of 26 Juli, na nog eenige malen het Evangelie onderden blooten hemel verkondigd te hebben, in deze kerk de eerste leerrede in tegenwoordigheid van Marnix van St. Aldegonde en andere leden der vergadering. Hij is bekend als schrijver van de dordtsche consistorieregels van 1573. Als afgevaardigde van de classis Dordrecht was hij lid van de provinciale Synode te Dordrecht in 1574 en onderschreef hare acta. Ruim 3 jaren, Juli 1572 - Dec. 1575, is hij als predikant te Dordrecht werkzaam geweest. Van zijn vertrek uit Dordrecht gewaagt het kerkelijk actenboek aldaar niet. Van Dordrecht begaf hij zich wederom naar Wezel. In 1577 kwam hij te Dordrecht om zich met den schout en den ouderling, Jan Canin, met wien hij oneenigheid had gehad, te verzoenen. Daarna ontmoeten wij ‘Johannes Lippens’ in 1578 en 1579 als predikant te Hulst en te Hulster-ambagt. Zijne weduwe Betteke Schoutet was in 1589 nog te Utrecht in leven.

Zie: J.de Jong, De Voorbereiding en Constitueering van het kerkverband der Nederl. Geref. kerken (Gron. 1911), reg.; G.D.J. Schotel, Kerkelijküordrecht (Dordrecht 1841-45), I, 70, 87 vg.; R.C. Bakhuizen van den Brink, Het huwelijk van. Willem van Oranje met Anna van Saksen (Amst. 1853) Bijlage D, 152, 154; Ned. Archiefvoorkerkgeschiedenis, Nieuwe Serie VIII (1911), 30o vg.; E d . Simons, Synodalbuch, Die Akten der Synoden und Quartier-konsistorien in Jülich, Cleve und Berg 1570-1610 (Neuwied 1909), 493.

de Jong

< >