LEEUWEN (Gerrit van), officier van justitie bij de arr. rechtbank te Alkmaar, 26 Jan. 1795 ald. geb. en 12Mrt. 1872 ald.overl. Zijn ouders waren Johannes van Leeuwen, houtkooper en wethouder van Alkmaar, en Debora van Foreest.
In 1812 werd hij als student in de rechten a.d. hoogeschool te Utrecht ingeschreven. Zijn studentenjaren vielen in een veelbewogen tijd en van Leeuwen nam aan de gebeurtenissen hiervan een levendig aandeel: in 1813 aan boord van hetfransche admiraalschip ‘le Prince’, als 2e secret. van admiraal Verhuell, in 1815 als lid van het jagercorps der utrechtsche studenten, dat in Aug. naar de fransche grenzen trok. 19 Dec. 1817 promoveerde hij tot Dr. in de rechten op een diss. de Effectu juris dominii agrorum magis minusve circumscripti in populorum et patriam agriculturam, dat het volgend jaar op aansporing en met een voorrede van prof. Kops door hem vertaald werd uitgegeven, onder den titel: Staathuishoudkundige verhandeling over den invloed eener mindere ofmeerdere beperking des grondeigendoms op den landbouw der volken, toegepast op ons vaderland. Algemeen werd dit geschrift zeer geroemd. Kort na zijn promotie vestigde v.L. zich in zijn geboorteplaats als advocaat bij de rechtbank van den eersten aanleg. Zijn heele elven is hij hier verder werkzaam gebleven, eerst als substituutofficier (1821), daarna (van 1833-61 toen hij zijn ontslag vroeg) als officier. Zijn zoon Dirk François v.L., subst.-officier te Hoorn, volgde hem te Alkmaar op (overl. 1895).Vele zijn de verdiensten van Mr. G. van Leeuwen, niet alleen aan deze rechtbank, maar ook aan de maatschappij in ruimeren kring bewezen: hij was dijkgraaf en hoofdingeland van meer dan één polder in zijn gewest, hoogheemraad van de Hondsbossche voor de stad Alkmaar, schoolopziener eerst van 't 3e, toen van 't 9e
district van Noord-Holland, curator van de lat. school zijner woonplaats, lid en later vice-president van 't collegie van regenten over het huis van arrest te Alkmaar, ouderling der herv. Gemeente aldaar, en later lid van 't classikaal bestuur; verder lid v.d. prov. commissie van landbouw voor Noord-Holland. In 1840 was hij lid van de Dubbele kamer der Stat.-Generaal tot herziening der grondwet, en van 1845-48 afgevaardigde van de Prov. Staten in de Tweede Kamer Stat. Gen. Als staatsman was hij de conservatieve beginselen toegedaan.
Van Leeuwen werd in 1847 lid v.d. Maatsch. der Ned. Letterk. Hij was gehuwd 24 Juni 1824 te Alkmaar, met Maria Jacoba van Vollenhoven, de laatste afstammelinge van Dr. Johannes van V., den hofprediker van den koningstadhouder Willem III (geb. 5 Jan. 1802 te Colombo, overl. 1 Febr. 1881 te Alkmaar).
Geschriften heeft de arbeidzame man weinig nagelaten; behalve zijn dissertatie nog een enkel opstel in de Bijdragen tot Regtsgeleerdheid en Wetgeving van den Tex en van Hall (1834), en een levensschets van Mr. J.A. Kluppel, pres. der alkmaarsche rechtbank, in de Levensber. Letterk. 1863, 75.
Zie: Levensber. Letterk. 1872, 245.
Zuidema