HORT (Pieter Corssen), geb. waarschijnlijk in de 2de helft der 16de eeuw, overl. 12 Juli 1619 bij Lissa, een eiland op de kust van Dalmatië. Sinds 1604 treffen wij hem aan onder de kapiteins behoorende tot de admiraliteit op de Maas. In 1612 diende hij onder opperbevel van den luit.-admiraal Haultain ter zuivering der zee van de zeeroovers. Meermalen werd hij gebruikt om vorstelijke personen naar de plaats hunner bestemming te begeleiden, zoo in 1612 den keurvorst van de Paltz naar Engeland, terwijl prins Frederik Hendrik op zijn schip de reis naar Engeland maakte. In 1614 ging hij als convooier mee naar Groenland en Spitsbergen en in 1616 strekte hij den ambassadeur van Moscoviëten geleide naar Bordeaux. In 1618 behoorde hij met zijn schip ‘De drie Coningen’ tot de vloot, die den Venetianen te hulp werd gezonden tegen Napels en Spanje, onder admiraal van den Kerckhove. Tot de vele verliezen, die onze Republiek bij deze gelegenheid te betreuren had, behoorde ook de dood van kapitein Hort. In Mrt. 1618 uitgevaren, nam hij 24 Juni 1618 nog deel aan den strijd tegen de spaansche armade bij Gibraltar, waarbij deze genoodzaakt was af te trekken. Het gouden sifflet door hem nagelaten, mogen wij wel beschouwen als een geschenk hem bij de een of andere gelegenheid door de Staten-Generaal verleend, als waardeering van zijn dapperheid. Hij was gehuwd met Baertge Jansd. Zijn zoon Jan Pietersz. Hort, geb. in 1594 of 1595 diende bij diens dood onder zijn vader als 2e luitenant en nam daarna het bevel waar op het schip ‘De Drie Coningen’, dat 16 Juli 1619 een prooi der vlammen werd, waarschijnlijk door ontploffing van buskruit.
Zie: de Jonge, Ned. Zeewezen I; Roti Jrb. N.S. II, 37 vlg.
Moquette