NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Groesbeek, johan van

betekenis & definitie

GROESBEEK (Johan van), heer van Groesbeek, Heumen, Malden en Beek, zoon van Seger, deed van de heerlijkheid afstand, waarmede hij 1423 na zijns vaders dood was beleend, ten behoeve van zijn broeder Dirk, welke een van Eysch huwde. Na diens kinderloozen dood gaf hij de heerlijkheid aan zijn halfbroeder Seger, welke Maria (natuurlijke dochter van Adolf hertog van Cleef) huwde. 24 Dec. 1439 gaven Johan v.G. en zijn broeder Dirk, en op witten Zondag 1440 ook hun zwager Johan van Rossum (gehuwd met Margaretha van Groesbeek) hun toestemming om het testament van hun zwager Dirk van Vlodorp te erkennen; 1 Sept. 1449 gaven Johan van Groesbeek en zijn vrouw Hedwig van Redinchaven hun toestemming tot den verkoop van een paasch te Hassum.

< >