NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Goltstein, johan van

betekenis & definitie

GOLTSTEIN (Johan van), gest. 1544, zoon van Hendrik v.G. en Sophie van Harf, trad in dienst van hertog Karel van Gelre. In verschillende waardigheden en betrekkingen trad hij op.

Zoo was hij in 1515 ‘dingmeister’, in welke hoedanigheid hij voorkomt als onderteekenaar van een verdrag van onzijdigheid, dat zijn heer zoowel voor zich zelf als voor den koning van Frankrijk en den graaf van Oostfriesland sloot met Everwijn, graaf van Bentheim (zie kol. 292). Meer dan eens fungeerde hij als onderhandelaar. Zoo behoorde hij in 1517 tot de gemachtigden van hertog Karel, voor wie de afgevaardigden van Oostergoo, Westergoo en Zevenwolden eenparig verklaarden, dat zij dien vorst als beschermheer aannamen. Niet uitsluitend in Friesland, doch ook elders bewees Goltstein zijn heer diensten. Het was volkomen in overeenstemming met diens wenschen, dat hij en Cornelis van der Veer, tot admiraal benoemd, invallen deden in het Gooi om de Hollanders te bestoken. Doch ook in het noorden en wel vooral van uit Dokkum, trok Goltstein tegen hen op. Daar gedroeg hij zich jaren lang als heer en meester. Hoe goed ook van alles voorzien, ook voor dezen gelderschen bevelhebber in Friesland bracht het kritieke jaar 1523 het einde zijner macht. Toen de stadhouder Schenckvan Toutenburg en de heer van Wassenaar in Noordhorn waren, ondernam v.G. een van zijne gewone strooptochten, waarop genoemde heeren op Dokkum aantrokken om ook met deze plaats af te rekenen. Steun vonden zij hierbij van de ingezetenen, die, woedend over deze plunderingen der Gelderschen, zich met het krijgsvolk krachtig tegen hen te weer stelden en elke poging tot ontzet, ook nog beproefd door Maarten van Rossum van Groningen uit, verijdelden. En al stak Goltstein Aalsum en nog eene buurtschap in brand om zijn vijand te beletten zich daarte nestelen, het baatte Dokkum niets, dat, nauw ingesloten, duchtig beschoten en geen uitzicht hebbend op ontzet, den laatsten storm der Bourgondischen niet meer afwachtte, doch kapituleerde. Goltstein bedong voor zich en zijn garnizoen slechts een vrijgeleide tot Aduard, bij het gebied van Groningen. Toen hij 28 Aug. in die stad evenwel zijn intocht dacht te houden, werd hij door de Groningers gevangen genomen, omdat hij zich Dokkum had laten ontglippen.

Zijne rol is hiermee in het noorden uitgespeeld; in Gelre heeft hij hertog Karel nog in verschillende betrekkingen gediend, daar hij nog aanzienlijke burgerlijke waardigheden bekleed heeft, zooals die van burgemeester van Zutphen, burggraaf van Nijmegen enz. Nog in 1535 zien we Goltstein in een stuk van dezen vorst genoemd als bewaarder, burggraaf en bevelhebber.

In 1544 is hij overleden, en 6 Mei 1544 begraven in de Walburgkerk te Zutphen. Zijne echtgenoote, Henrika van Egmond genaamd Baeck, (dr. van Henrik, bastaard van Egmond en Agnes Kreynck, vrouwe van Baak), werd in hetzelfde jaar naast hem begraven. Een zoon, Reinier, bleef achter.

Zie:G.van Hasselt, GelderscheOudheden1,442(Arnh. 1806); I.A.Nijhoff, Gedenkw.; A.J. Andreae, Hetklooster‘Jerusalem’ of ‘HetGerkesklooster (Kollum 1890); archief ‘Gerkesklooster’ (Rijksarchief te Leeuwarden).

Kooperberg

< >