NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Francken, henricus

betekenis & definitie

FRANCKEN (Henricus), zoon van Gerard Francken, geb. te Amsterdam 1634; studeerde theologie te Utrecht (ingeschr. 1652), werd in 1658 proponent en beroepen te Wognum, vanwaar hij in 1662 naar Dordrecht ging. Hier huwde hij met Catharina van Esch en overl. er5 Febr. 1704.

Gedichten van zijn hand komen voor in het Verheerlijkt Nederland en in het Swart Tooneelgordijn opgeschoven voor de gebroeders de Witt, bl. 26. Zijn zoon Aegidius gaat vooraf (kol. 412); een andere zoon, Petrus, was 1695-1728 predikant te Geertruidenberg.

Zie: Schotel, Kerkelijk Dordrecht I, 497, 541.

van Dalen

< >