EFFEN (Justus van), het bekendst als de schrijver van De Hollandsche Spectator, geb. te Utrecht 21 Febr. 1684, overl. te's Hertogenbosch 18 Sept. 1735, zoon van Melchiorvan E., officier der cavalerie en Maria Bon, promoveerde te Leiden tot dr. utr. jur. 18 April 1727 op eene ‘redekaveling’: De poena furti manifest. Driemaal is hij gouverneur geweest bij aanzienlijke jongelieden, verder heeft hij als eerste secretaris de gezantschappen vergezeld, die George I in 1714 en George II in 1727 gingen begroeten bij hun komst op den engelschen troon; eene reis naar Zweden, Augustus 1719 tot April 1720, in het gezelschap van den prins van Hessen-Philipsthal breidde zijn gezichtskring nog verder uit (zijne Voyage en Suède 1727 werd o.a. afgedrukt achter den nog te noemen Misanthrope), totdat hij de betrekking aanvaardde van kommies bij 's lands magazijnen van oorlog te 's Hertogenbosch.
Van Effen heeft beteekenis door zijne fijne en bekwame pen, waardoor hij onze letteren met een aantal fraaie bladzijden heeft verrijkt; voorts opent hij, door navolging en met oorspronkelijk werk, die lange rij van geschriften, die gedurende een halve eeuw onder allerlei naam ten onzent godsdienst, deugd en
goede zeden hebben trachten te bevorderen. Verreweg het meeste, wat hij gaf, is in hetfransch geschreven: een fransche vertaling van Swifts Taie ofa tub; Le misanthrope, een spectator, 9 Mei 1711 tot 20 Dec. 1712, door le Clerq in 't hollandsch overgezet; La Bagatelle, een spectator, 5 Mei 1718 tot 13 April 1719; Le courierpolitique etgalant, een spectator, 1719 en volgende jaren; Le nouveau spectateur français, 1725. Voorts Le journal littéraire, sinds 1713, in 12 deelen; een blijspel La critique des petits maitres, waarin Argante de haagsche dame is, die hem belasterd had; wederom fransche vertalingen van den Robinson Crusoë, van Dr. Mandeville's Free thoughts upon Religion, van den engelschen spectator the Guardian en van G. van Loon's Historie der nederlandsche gedenkpenningen. Doch vier jaren vóór zijn dood toonde hij eensklaps aan wie het betwijfelen mochten, dat hij zijne moedertaal insgelijks beheerschte en het nederlandsche leven van zijnen tijd voortreffelijk kende. 20 Augustus 1731 verscheen het eerste nummer van De Hollandsche Spectator, het laatste is gedagteekend 8 April 1735, enkele maanden dus vóór zijn dood; in het geheel 360 vertoogen, twaalf deeltjes in zes banden, verschenen bij Uytwerf te Amsterdam en sedert meermalen herdrukt. Het rijke en verscheiden proza van van Effen behoeft zich het voetlicht niet te schamen; hij geeft ons in zijn geschrift eene rijke en zuivere bron voor onze kennis van zijne dagen; sommige zijner vertoogen zijn zelfs in wijder kringen bekend geworden, b.v.
De burgerlijke vrijaadje tusschen Kobus en Agnietje, in Holl. Spect V, 203; VI, 1.81. Onder zijne vrienden telde hij Jan Stolp, den stichter van het bekende naar hem genoemde legaat, Gerard van Swieten, den leerling van Boerhaave en lijfarts van Maria Theresia, den leidschen hoogleeraar 's Gravesande en den bosschen professor Math. de Joncourt. Met de beide laatsten e.a. gaf hij het genoemde Journal littéraire uit, waarin 's Gravesande onder den schuilnaam Ixixius te vinden is (Oeuvres de 's Gravesande ed. Allemand (1774) I, XII, noot H.). Zijn portret is gegraveerd door P. Tanjé naar een schilderij van des Angeles.
Hij was gehuwd metElisabeth Sofia Andriessen,diehemtweekinderen schonk, Melchior Justus, later predikant bij de Ned. Herv. gem. te Londen en Maria Katharina.DeweduwehertrouwdemetGijsbert Versluis,insgelijks kommies (aan den Grooten Brabantschen Zwijgenden Landstol).
Zie: W. Bisschop, Justus van Effen geschetst in zijn leven en werken = Verhand. Utrecht Gen., N.R. I:2 (1859).
Knappert