NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Doorenbos, willem

betekenis & definitie

DOORENBOS (Willem), 28 Mei 1820 te Deersum in Friesland geb. en 18 Febr. 1906 te 's Gravenhage overl. Zijn vader was predikant, en stierf reeds in 1827; de weduwe, Martha Doorenbos, geb.

Liefsting, vestigde zich toen voor de opvoeding harer kinderen te Groningen, waar de 7-jarige Willem (hij was de zevende van de 12) ter school werd gedaan bij meester Rijkens. Reeds op zijn 12de jaar kon hij naar 't gymnasium gaan, op zijn 16de (in 1835) werd hij student, ingeschreven voor de theologie. In '38 ging hij van Groningen naar Franeker, om Prof. Juynboll's colleges in de oostersche talen te kunnen volgen, en toen deze hoogleeraar het volgend jaar te Leiden benoemd werd, trok ook Willem Doorenbos daarheen. In 1840 keerde hij naar Groningen terug. Oostersche talen, vooral het Hebreeuwsch en Arabisch, bleven ook hier zijn lievelingsstudiën; zijn medestudenten noemden hem ‘den knappen Arabier’.

Inmiddels was hij van de theologie naar de letteren overgegaan en rekte zijn academische studiën (de kinderen bleken bij den dood der weduwe niet onbemiddeld te zijn) tot 1844, zoodat hij ruim 9 jaren student gebleven is, zonder zijn tijd te verspillen. 21 Dec. van laatstgenoemd jaar promoveerde Doorenbos ‘summa cum laude’ tot dr. in de letteren op een dissertatie: de Moribus Creontis qualem descripsitSophocles. In 1845 werd hij rector der latijnsche school te Zaandam, in 1851 trad hij in het huwelijk met Antoinette Pauw, die hem 6 kinderem schonk, en nog in ditzelfde jaar werd hij tot rector van het gymnasium te Winschoten benoemd, als opvolger van den naar Assen vertrokken M.J. Noordewier. 10 jaar is Doorenbos te Winschoten gebleven, al dien tijd kampende met buitengewoon moeilijke levensomstandigheden. De laatste 5 of 6 jaren was hij er tevens redacteur van de Nieuwe WinschoterCourant. In 1861 vertrok hij naar den Haag, waar hij medewerker werd, later redacteur, van het toenmaals vrijzinnige Dagblad voorZuid- Holland en 's Gravenhage. Weldra werd hij hier ook vaste medewerker aan den Nederl.

Spectator, in welk blad hij sedert 1865 een lange reeks Bibliofagieën heeft geschreven, onder den schuilnaam Keerom, die zeer de aandacht trokken: meerendeels boekbeschouwingen vol tintelend vernuft. Van den Haag vertrok Doorenbos in 1865 naar Amsterdam, waar hij door den invloed van Thorbecke tot leeraar in de ned. letterkunde en geschiedenis aan de H.B.S. met 5-jar. cursus was benoemd. Tot 1881 is hij hier gebleven, in steeds ruimeren kring zijn kennis ten beste gevende. Zoo hield hij er in ‘Felix Meritis’, zijn bekende voordrachten over geschiedenis, die zeer druk bezocht werden en door Elise Haighton in het licht werden gegeven onder den titel Voorlezingen over geschiedenis van Dr. W. Doorenbos,4 dln. (1872-75). Ook schreef hij hier veel in het Weekblad de Amsterdammer (meestal onder de initialen O.P.), in Onze Tolk, in de Portefeuille en in deAmstelbode (gewoonlijk met Dixi onderteekend). Het was tijdens zijn verblijf te Amsterdam dat van Doorenbos de bezielende invloed is uitgegaan op de letterkundige generatie van 1880, aan 't hoofd waarvan Willem Kloos, Albert Verwey, Jacques Perk en Frank van der Goes stonden.

Op ruim 60-jarigen leeftijd gepensionneerd, begaf Doorenbos zich in 1881 met zijn gezin naar lxelles bij Brussel, waar hij veel is blijven werken, doch van waar hij na eenige jaren naar den Haag terugkeerde, opnieuw de vruchten zijner studie aan den Ned. Spectator e.a. geschriften ten beste gevende.

Doorenbos was een man van buitengewone talenten, ervaren in oude en nieuwe letteren als weinigen. Zij, die hem gekend hebben in de bruisende kracht van zijn leven, zullen niet licht dien geestigen kop met zijn fijne gelaatstrekken en gloedvolle oogen vergeten. Bescheiden in zijn optreden, was hij een vijand van aanmatiging en uitwendig vertoon, een vriend van al wat waar was, eenvoudig en echt. Van zijn geschriften noemen wij hier nog: Het doel van het gymnasiaal onderwijs (1854); Petrarca, de profeet van het humanisme (1860); Handleiding tot de geschiedenis derletterkunde, vooral van den nieuweren tijd, 2 dln. (1869-71; 2de dr. 1882) en PieterCornelisz. Hooft, een feestrede uitgesproken bij gelegenheid van Hooft's 300sten verjaardag (1881).

Zie: Ned. Spect 1906, 57 en de levensschets van Elise Haighton in dien jaarg. bl. 108, 113, 121, 129 en 137; ook de schets van F. van der Goes in Woord en Beeld 1901, 136, ter begeleiding van het bekende mooie portret van D. door Haverman.

Zuidema

< >