CRABETH (Dirck Pieters en Wouter Pieters), zoons van Pieter Crepel. Deze beiden brandschilderden de beroemde glazen in de St. Janskerk te Gouda. Van hun leven is weinig met zekerheid te zeggen. Dirck Pieters ‘glazescryver’ woonde op de Gouwe tegenover de Turfbrug en overleed in November 1574 (begr. i.d.w. van 7-14 Nov.), Wouter Pieters stierf in zijn woning achter de Vischmarkt N.Z. in September 1589 (begr. 16 Sept.). De laatste was getrouwd met Neeltje Goverts van Proyen, dochter van Govert Jans van Proyen, pachter van den koornaccijns, en Clara Dircxs de Vrije. Behalve als glasschrijver is W.C., blijkens de stadsrekeningen, ook opgetreden als kaartteekenaar. Hij heeft in 1576, in opdracht van kasteel en burgemeesters, een plattegrond van Gouda geteekend. Het was na den brand van Januari 1552, die in de St. Janskerk hevige verwoesting aanrichtte, dat de beide Crabeth's hun talenten als glasschrijvers konden ontvouwen. Toen werden ze aan het werk gezet om de geschilderde glazen, waarop de stad reeds trotsch ging maar die nu door den vuurgloed waren gesprongen, door andere te vervangen. Ze werden daarbij begunstigd door hooge beschermers, die de stad Gouda in haar groot verlies te hulp kwamen. Dirck Crabeth zelf reisde, in Oct. 1553, met burgemeester Martensz. naar Utrecht om hier, zooals later bleek niet zonder succes, de kerkelijke overheid tot schenking van glazen over te halen. Dertien ramen getuigen nog heden van de kunst der gebroeders. Negen daarvan zijn door Dirck C. geschilderd. Het zijn: 1 (glas 15) Christus' doop in den Jordaan, geschonken door den bisschop van Utrecht, George van Egmond, in 1555, 2 (gl. 16) Christus' eerste prediking, gesch. door Cornelis van Myrop, proost, aartsdiaken van Utrecht en kanunnik van St. Salvator of Oudmunster, in 1556, 3 (gl. 18) Christus, antwoordende aan de discipelen van Johannes, gesch. door Gerrit Hey Gerritsz, diens huisvrouw Margaretha Hendriks, Frederik Ariensz en de dochter van F.A., voorname inwoners van Gouda, in 1556, 4 (gl. 14) De prediking van Johannes den Dooper aan den Jordaan. gesch. door den bisschop van Luik, Robert van Bergen, in 1557, 5 (gl. 7) Salomo's inwijding van den tempel te Jeruzalem (bovenste perk) en Het avondmaal van Christus met zijn discipelen (onderste perk), gesch. door koning Filips II in 1557, 6 (gl. 24) Philippus, binnen Samaria wonderen doende, gesch. door Filips van Ligne, burggraaf van Leiden, in 1559, 7 (gl. 22) Christus, drijvende de koopers en verkoopers uit den tempel, gesch. door prins Willem van Oranje in 1567, 8 (gl. 6) De belegering van Bethulia en de onthoofding van Holofernes, gesch. door Johan van Baden, hertog van Aarschot, in 1571,9 (gl. 30) Jonas, komende uit den walvisch, gesch. door het gilde van de vischverkoopers. Wouter Crabeth vervaardigde de volgende glazen: 1 (gl. 5) De koningin van Scheba voor Salomo's troon, gesch. door de abdis van het klooster Rijnsburg, Gabriele van Boetzelaar, in 1561,2 (gl. 23) De offerande van den profeet Elia (bovenste perk) en Christus, wasschende de voeten zijner apostelen (onderste perk), gesch. door de landvoogdes Margaretha van Parma in 1562,3 (gl. 12) Christus' geboorte, gesch. door het college der kanunniken van St. Salvator te Utrecht in 1564, 4 (gl. 8) De kerkroover Heliodorus, door de engelen gestraft, gesch. door hertog Erik van Brunswijk, heer van Woerden, in 1566.
Dirck C. muntte uit in kracht van kleuren, Wouter C. overtrof zijn broeder in scherpheid van teekening en helderheid van voorstelling. ‘'t Geen Dirck doet door sijne diepzels, werkt Wouter uit door sijne hoogzels.’ Welke belooning de Crabeth's voor hun werk ontvingen kan men afleiden uit de, bewaard gebleven, kwitantie van Wouter C. voor het glas, geschonken door de landvoogdes Margaretha van Parma. Voor dit glas, groot acht honderd, vijf en een halve voet, ontving de schilder vier honderd twee en twintig gulden en acht en tachtig cent, zijnde voor elke voet tien en een halve stuiver Verschillende cartons der glasschilderingen berusten in de kerkmeesterskamer. Hier bevinden zich ook de in olieverf geschilderde portretten der beide broeders. In 1761 werden deze beeltenissen door den laatsten mannelijken afstammeling van het geslacht Crabeth, Reinier Crabeth, oud-burgemeester van Gouda, aan de kerkmeesters der St. Janskerk ter gedachtenis geschonken. Te voren (in 1660) had de plaatsnijder Reyniervan Persijn, door zijn huwelijk aan de familie C. verwant, ze in koper gesneden. (Een voorbeeld, gevolgd door H. Bary). Deze gravuren van Persijn, overeenkomend met de beide olieverfschilderijen zijn weergegeven in Houbraken's Groote Schouburgh. Joost van den Vondel voorzag ze van bijschriften. Het geslachtswapen der Crabeth's was een blauw schild met drie gouden hanepooten.
Zie:Walvis II, 60; Houbraken I, 26;
de Lange van Wijngaerden, De Goudsche glazen; Obreen's Archief IV, 274, VI; 279; Cat. sted. mus. Gouda no. 13; Rekeningen derSt. Janskerk, Thi eme u . Becker, Alg. Lexikon bild. Künstler, in voce .
Huges