NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Conrad, frederik willem (1)

betekenis & definitie

CONRAD (Frederik Willem) (1), geb. te Delft 23 Dec. 1769, overl. te Halfweg 6 Febr. 1808, was de zoon van M.E. Conrad en A.J.

Smits. Zij waren onbemiddeld; zijn vader stierf in 1775, zijne moeder in 1779, zoodat hij op den leeftijd van 9 jaren ouderloos was. Hij werd met eene zuster en een jongeren broeder in het burgerweeshuis te Delft opgenomen en daarna in de fundatie der vrouwe van Renswoude. Hij was als leerling bijzonder bedreven in wiskunde, werd in 1787 te Sluis bij de genie te werk gesteld, en hield daar toezicht op sluizenbouw, dijk- en rijswerken. In 1788 slaagde hij in het examen voor adjunct-landmeter bij de rivieren in Holland, en kwam hierdoor te dienen onderden beroemden Brunings (I kol. 498), die al zeer spoedig inzag, welk eene kracht hij in Conrad had verkregen. Hij bekwam ook eene aanstelling in dienst van Rijnland, waarvan Brunings de technicus was en verkreeg als zoodanig Spaarndam als woonplaats.

In den aanvang van 1796, toen het vak van den waterstaat evenals alle andere takken van dienst in de Bataafsche Republiek nieuw georganiseerd werd, werd Conrad voor de rivieren onder de onmiddellijke orders van den adjunct-inspecteur-generaal Krayenhoff gesteld. Brunings wist te bewerken, dat Rijnland Conrad in Nov. 1796 tot adjunct-generaal-opziener benoemde.Bij de zoogenaamde 1e organisatie van den waterstaat van 24 Mei 1798, toen Brunings president van den waterstaat werd, werd Conrad aan hem toegevoegd met den rang van commies. Uit dezen tijd dagteekenen groote onder zijne orders uitgevoerde sluis- en dokwerken in het belang der militaire verdediging te Hellevoetsluis, alsmede eene in 1798 uitgegevene kaart van het land van Heusden en Altena. Ook werd Conrad in 1798 tot lid der commissie voor de droogmaking der Nieuwkoopsche en Zevenhovensche Plassen en die tot vervening der Krimpenerwaard benoemd. Bij de 2e organisatie van den waterstaat, waarvan de benoemingen plaats hadden 26 Juli 1800, werd Brunings eerste commissaris-inspecteur, en werd Conrad een der 4 commissarissen-inspecteur in de departementen Amstel (hoofdstad Amsterdam) en Texel (hoofdstad Alkmaar). In 1802 schreef hij eene verhandeling over den Rijnlandschen slaperdijk, een verlaagd dijkvak langs het IJ, dat aan een groot deel van Rijnland schade berokkende, door telkens, somtijds tweemaal in een jaar, te overstroomen. De ophooging ervan was een gevolg van deze verhandeling.

Bij de 3e organisatie werden onder den directeurgeneraal (weder Brunings) bij besluit van het Staatsbewind van 14 Oct. 1803 een aantal inspecteurs aangesteld. Conrad werd toen inspecteur van 's lands zeehavens en zeegaten voor het 2e district, zijnde het Noorder-kwartier van Holland.

In 1804 werd aan Conrad het directeurschap van den aanleg eener uitwatering van Rijnland te Katwijk opgedragen. Hij had als onderhoorige ingenieurs A. Blanken Jz. en S. Kros, en dit voor dien tijd moeilijke werk werd met bekwamen spoed uitgevoerd, zoodat het in 1807 gereed was. Het werd 21 Oct. van dat jaar door koning Lo-

dewijk plechtig geopend. Op een steen in den gevel staat vermeld, dat de Rijn dientengevolge weder in zee stroomt, en dit denkbeeld is in de aardrijkskundige werken blijven spoken, totdat A.A. Beekman het in Nederland als polderland heeft aan de kaak gesteld.

In 1804 werd Conrad lid van het Bataafsch Genootschap te Rotterdam, in 1805 werd hij lid van hetZeeuwsch Genootschap; eindelijk werd hij in 1806 lid van het Prov. Utrechtsch Genootschap.

Toen Brunings op 16 Mei 1805 plotseling overleed, werd Conrad onmiddellijk in zijne plaats tot generaal opziener van Rijnland benoemd, maar het duurde, hoewel hij ook van Rijkswege met de waarneming van Brunings' dienst belast werd tot 20 Jan. 1807, eer hij ook zijn opvolger in rijksdienst werd. Waarschijnlijk is dit het gevolg van de politieke omstandigheden, waarin Nederland in dezen tijd verkeerde. Conrad verkreeg toen, bij de 5e organisatie, den nieuw geschapen rang van inspecteur-generaal en hij stond dus nu, op den leeftijd van 37 jaren, aan het hoofd van het korps van den waterstaat.

Hij, die zoowel van kunstwerken en zeewerken als van bovenrivieren op de praktijk en op den omgang met Brunings gegronde kennis had, zou nog tal van jaren het vaderland diensten hebben kunnen bewijzen. Het heeft niet zoo mogen zijn; een jaar na zijne benoeming tot inspecteur-generaal is hij aan het roodvonk, na een kortstondig ziekbed, overleden. Zijn werk werd verdeeld tusschen twee ambtgenooten.

Het is moeilijk, over een man, wiens rapporten weinig meer gelezen worden en van wien op technisch gebied weinig in druk bestaat, een afdoend oordeel te vellen; al wordt hij door zijn levensbeschrijver uitbundig geprezen, het is zeerwel mogelijk, dat van dien lof veel is af te doen. Een brief van hem van 18 Juni 1806, afgedrukt in E. Fokker, Bijdrage tot de geschiedenis der wet van 24 Febr. 1806, in de Bijdragen voor staats-, provinciaal en gemeentebestuur 1886, 43, geeft niet den indruk, dat hij, al zal hij zeer minzaam geweest zijn, een onafhankelijken geest had. Hij is er daarin, misschien door zijne betrekking bij Rijnland hierin opgevoed, te veel op uit, de groote grondeigenaren te believen.

Conrad heeft het eerst het denkbeeld geopperd om door de killen van de Biesbosch eene nieuwe rivier te vormen en tevens de Beneden-Merwede af te sluiten (Not. K. Inst. v. Ing. 1867/8, 83 en 197).

Conrad huwde in 1794 Wilhelmina Broestershuizen,diein1815 overleed en bij wie hij 3 zonen had.

Men heeft van hem: Verhandeling over den Rijnlandschen slaperdijk (1792); Rapport nopens de Katwijksche uitwatering (met A. Blanken Jz. en S. Kros).

Eene door Conrad in het begin van 1807 ingeleverde levensbeschrijving van Brunings, antwoord op eene prijsvraag, werd met goud bekroond, en is, na verloren te zijn geweest, van rijkswege uitgegeven in 1827. Daarbij is als voorbericht eene lofrede, tevens eenigszins levensbeschrijving van Conrad, door den hoogleeraar J.H.van der Palm, gedrukt.

Zijn portret is gegraveerd door L. Portman, en gelithografeerd door P.W.M. Trap.

Ramaer

< >