BORNIUS (Arnoldus), geb. te Utrecht 1614, overl. te Alkmaar 27 Juli 1679, zoon van Johannes B., predikant te Kamerijk, en broeder van den leidschen hoogleeraar, die volgt, student in de godgeleerdheid te Leiden op 18-jarigen leeftijd, 5 Nov. 1631, predikant te Kamerijk 1637, te Schagen 1643, te Woerden 1644, te Delft 1653, te Alkmaar 1667. In 1639 huwde hij Abigaël, dochter van Willem Nicolaesz. Somer, predikant achtereenvolgens te Wijdenes, waar zij geboren was, Alkmaar en Amsterdam. welke echt door haar overlijden niet van langen duur is geweest. In de jaren 1647-1664 komt hij herhaalde malen voor als gedeputeerde bij de jaarlijksche zuidhollandsche synoden. Reeds te Woerden verwekte hij bij een deel zijner gemeenteleden ontevredenheid. Op de synode, aldaar in 1644 gehouden, kwamen klachten tegen hem in wegens meineed in de zaak Somerus-Allevermans. De synode verklaarde echter de beschuldigingen voor ongegrond en trachtte de rust in de gemeente te herstellen, maar blijkbaar te vergeefs, want 't volgend jaar, op de synode te Buren, doken dezelfde klachten weer op, maar weder zonder resultaat. Te Delft bevestigd 1 Dec. 1653, verliefde hij aldaar op en vond hij wederliefde bij zijne minderjarige catechisante Agatha, dochter van den burgemeester Gerard Cornelisz. Briell, gez. Welhouck (I, kol. 462), die daarmede volstrekt niet ingenomen was en dus, toen de betrokkenen in Oct. 1657 bij commissarissen voor de huwelijkszaken aanzoek hadden gedaan om ingeteekend te worden, in November den kerkeraad verzocht om den predikant te suspendeeren, censureeren en van zijn dienst te deporteeren. De kerkeraad, die in het gedrag van den beklaagde niets onbetamelijks vond, poogde te vergeefs den verbolgen vader, die inmiddels tot de fransche kerk was overgegaan, zachter te stemmen. De fransche predikant Soler trok partij voor den burgemeester en wierp nog olie in het vuur door het uitgeven van een vlugschrift. Agatha besloot nu, op raad harer rechtsgeleerden, de kwestie voor schepenen te brengen, maar op raad van Bornius kwam zij daarvan terug en nam zij 23 Febr. het voorstel van haarvader aan om de zaak voor onbepaalden tijd te temporiseeren. De verloofden bleven elkander trouw, maar het leven werd het meisje zoo lastig gemaakt, dat zij 11 April 1661 het ouderlijke huis verliet. Welhouck wendde zich nu weder tot den kerkeraad om zijne dochter te nopen tot terugkeer, en hij beschuldigde tevens Bornius van godslasterlijke prediking, waarover de klacht hem ontzegd werd; maar aangaande het gedrag van Agatha, als lidmate aan de censuur des kerkeraads onderworpen, werden de dienstboden gehoord, wier getuigenis zoo gunstig voor de dochter als ongunstig voorden vader was. 16 Dec. ontzegden schepenen Agatha's eisch tegen haren vader om met Bornius te mogen trouwen, en haar vader herhaalde op grond daarvan zijn verzoek bij den kerkeraad, maar Agatha appelleerde op het Hof van Holland. Ongeveer 's middenjaars keerde zij in het ouderlijk huis terug, om het in Febr. 1663 weder te verlaten en bij haar minnaar in te trekken. Zulks was na de reeds verwekte opspraak den heeren van de wet te kras, en den 25 verboden zij Bornius, onder bedreiging van verbanning uit de stad bij ongehoorzaamheid, zijn omgang met Agatha voort te zetten, en den kerkeraad ontbrak de moed om tegen deze beslissing de partij van den predikant op te nemen. Bovendien namen de Staten van Holland 27 Sept. een besluit over de berechting van huwelijksgeschillen tusschen ouders en kinderen, waarbij die, wat Delft betreft, aan schepenen gelaten werd met uitsluiting van eenig appèl. Vader Welhouck overleed 7 Febr. 1665 en zijne weduwe Petronella Spiering, vreezende, dat de verliefden nu hunne conversatie zouden hervatten, verzocht en verkreeg 3 Maart van de heeren van de wet eene herhaling van het vroeger verbod. Bornius verkorf het geheel toen hij 5 Januari, ter gelegenheid van den maandelijkschen bedestond wegens den oorlog met Engeland, de rechtvaardigheid van onze zijde in twijfel trok, waarvoor de stedelijke overheid hem met inhouding van zijn traktement strafte; en toen hij 2 Febr., weder in den bedestond voorgaande, getracht had zich te verdedigen, werd hem 5 dagen later het waarnemen zijner bediening ontzegd. Zijn 28 Maart ingezonden nederig verzoek om herstelling werd denzelfden dag afgewezen, als geen genoegzame satisfactie gevende. Gelukkig voor hem ontving hij in Juni een beroep naar Alkmaar op ƒ 1200 bezoldiging en ƒ 150 voor huishuur. Agatha volgde hem 2 jaren later en trad, zonder den tegenstand harer moeder overwonnen te hebben, 13 Juli 1670 te Schermerhorn in het huwelijk, bezongen met een bundel verzen door Neuhusius (B. was scholarch) e.a. Hij was toen 57, zijne bruid 33 jaren oud. Eerst daarna verkreeg zij van den delftschen kerkeraad de eerst geweigerde attestatie Van 1672 tot 79 zijn hun 5 kinderen geboren, waarvan bij zijn leven reeds 3 stierven, 2 eene week na elkander in '77, waarop hij een Lyck-Gedicht van 44 regels maakte. Na zijne herstelling van eene ziekte richtte hij 1 November 1678 een latijnsch dankvers aan dr. Cornelis van Focquenbrock. Zoo nu en dan schreef hij stichtelijke gedichten en was daardoor bevriend met den eibergschen zanger Willem Sluiter. Vóór diens Buiten-Leven (1668) en zijn Jeremia's Klaag-Liederen (1682) is van hem opgenomen een lofdicht, terwijl hij ‘By absentie des Autheurs’ diens Christelijke Doodts-Betrachting en Sterf-gesangen met een voorrede en lofdicht in 1667 uitgaf. Ook wordt door Rogge (Bibliotheek derContra-Remonstr. en gereform. Geschriften, 1865, p. 168) aan hem toegeschreven: Haeghs hof-praetje ofte samenspraeck... tegens de valsche calumnien ... van Ptr. la Court... in sijn ... Intrest van Holland enz. 1662, terwijl Tiele (nr. 5868) een latijnsch gedicht van hem noemt: Gaudia et vota Batavorum cum... Princeps auriacus... summus .. praefectus renunciareturondert. Arn. Bornius, 1672,25 Febr., in plano; van Doorninck (Vermomde en naamlooze schrijvers, dl. I (1883) kol. 333) noemt van een A. Bornius de spreuk: ‘Koopt deugt en waerheyt, maer en verkooptse niet.’
Uit zijn vorig huwelijk moet hij nog 3 kinderen nagelaten hebben. Agatha hertrouwde te Schipluiden 4 April 83 met Henricus Troye, predikant te 's Gravenhage, en overleed 1 Mei 1715, 6 Juni door haar tweeden man in den dood gevolgd.
Zie: Eerlijcke Vryaedje, GepleeghtbyArn. Bornius, PredikantderStadtDelft Omtrent Juffr. Agatha Welhouck(Utr. 1664); v. Leeuwen, Het Rooms-Hollands-recht (Amst. 1678), 75: H. de Veer, Agatha Welhoek. De Staat, de Kerk en het Hart (Delft 1860); NavorscherV, 172; XII, 194; XIII, 348; LIV, 689, 735; Knuttel, Pamfletten-verzamenling, vermeldt onder ns. 8017-8021 eenige ‘schuyt-praatjes’, theologische adviezen enz. over de beschreven kwestie; Tiele, Bibliotheek van Ned. Pamfletten nos. 5002, 5170, 5322; Knuttel, Acta der particuliere synoden van Zuid-Holland passim.
Bruinvis