BOELEN (Pieter Reinhard), geb. 29 Aug. 1786 te Amsterdam, overl. 8 Nov. 1863 te Leiden. Hij was een zoon van Johannes enPetronella Geertruida Spliethoff.Op26 Dec. 1800 trad hij in dienst der Bataafsche Republiek als cadet en werd op 26 Oct. 1804 tot 2en luitenant benoemd.
In dezen rang maakte hij deel uit van de troepen, die onder de bevelen van den generaal Dumonceau op 7 Aug. 1805 ter reede van Texel waren ingescheept tot het doen eener landing in Engeland; de troepen werden 2 Sept. d.a.v. weer ontscheept en ingedeeld bij het korps Marmont voor den veldtocht in Oostenrijk. In Maart 1806 keerde men in het vaderland terug. B. woonde nu in 1806, 1807 en 1808 de veldtochten der hollandsche troepen in Pruisen en Zweedsch-Pommeren bij. Op het eind van Dec. 1808 werd hij ingedeeld bij een detachement van 400 man, dat
bestemd was om de hollandsche brigade van Chassé, die, te St. Dénis zijnde, in Spanje dienst zou doen, te versterken. Tot 1813 deed B. voortdurend dienst te velde en woonde vele veldslagen en gevechten in Spanje bij. Vooral bij Talavera de la Reina onderscheidde hij zich (28 Juni 1809) en werd gekwetst; voorts streed hij bij Aranjuez (12 Aug.), Toledo (5 Aug.), Almonacid (11 Aug.). Op 6 Sept. werd hij bevorderd tot ien luitenant bij het 2e reg. infanterie en nam op 19 Nov. 1809 werkdadig deel aan den slag bij Ocana. Op 20 April 1810 werd hij weder gekwetst, door een sabelhouw thans.
Bij de inlijving ging B. in franschen dienst over; hij kwam in garnizoen in een fortje bij Puento Lapiche en nam later deel aan het gevecht bij Pan Corbo (6 Aug. 1812), waar hij nogmaals gekwetst werd. Hij kwam later in garnizoen te Tarbes (Landes) en werd 16 Oct. 1813 tot kapitein bevorderd en wel bij het 55e regiment van linie, garnizoen Duinkerken. Daar men hem, na den omkeer, niet uit franschen dienst wilde ontslaan, ontsnapte hij, 18 Maart 1814, uit Duinkerken en werd in zijn rang in nederlandschen dienst overgeplaatst. B. nam nog een kort aandeel (Aug.-Nov. 1815) aan den veldtocht in Frankrijk. Op 16 Aug. 1829 werd hij bevorderd tot majoor bij de 12e afdeeling, garnizoen te Arlon; bij het uitbreken van den opstand werd hem gelast met zijn bataljon naar Bouillon te marcheeren. Het bataljon verliep geheel en de enkele Noord-Nederlanders werden van 1-9 October in krijgsgevangenschap te Luik gehouden.
Later werd hij commandant van een nieuw-geformeerd marsch-bataljon, dat bestemd was voor fort Bath en omstreken; het plan was het uitvoeren eener expeditie bij den Doel, n.l. het doorsteken van een dijk. Op 25 Dec. 1832 werd het bataillon ingescheept. Bij de landing werd B. ernstig gekwetst en moest naar boord teruggebracht worden. Op nonactiviteit gesteld, werd hij op 3 Aug. 1834 in activiteit hersteld en in 1840 bevorderd tot luitenantkolonel. Op 8 April 1841 werd hij benoemd tot plaatselijk commandant te Bergen-op-Zoom, en verkreeg op 3 Nov. 1843 den rang van kolonel, om op 17 Oct. 1851 op pensioen gesteld te worden. B. was sedert 1849 ridder van de M.
Willemsorde 4e kl. Hij was 13 Juli 1825 op den huize Oostenburg te Oosterwolde gehuwd met Christina Jacoba Gasinjet, geb. aldaar 10 April 1801, overl. te Leiden 31 Mei 1866. Uit dit huwelijk sproten zeven kinderen. B.'s portret en dat zijner vrouw berusten bij den heer J.J. Boelen te 's Gravenhage.
Zie: Militaire Spectator 1863, 764.
Eysten