NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Beyer, willem (2)

betekenis & definitie

BEYER (Willem) (2) werd in 1566 toegelaten tot de prebende van den overleden domheer Adriaan van Isendoorn, welke hij in 1572 afstond aan Johan B. (2). Wellicht is het dezelfde, die in deze jaren voorkomt als kanunnik van het kapittel van St.

Stephanus te Nijmegen. Buchelius (Diarium 363) vermeldt in 1594 den dood van Willem Beyer Senior (?). Uit de zeventiende eeuw is ons bekend een pastoor van Assendelft Willem Beyer, die in 1663 werd gekozen tot thesaurier en secretaris van het haarlemsch ka- pittel en 10 jaar later werd afgezet ‘ob scandalosam et vitam minus castam’ (Bijdragen Bisdom Haarlem XVII, 96 v.v.).

Bronnen voor de hier genoemden: ArchiefAartsb. UtrechtVI, 201,458; VII 43, 171; XV (waar in het necrologium van het kapittel van St. Plechelmus te Oldenzaal als leden daarvan voorkomen de drie broeders: Arnoldus,Nicolaas en Stephanus Beyer); XXVI 288, 306; XXVIII, 132, 149; XXX, 125 v.; Bijdr. en Meded. Hist. Gen. teUtrechtXXVII (1906) 191; S. Muller Fz., Rechtsboekvan den Dom v.

Utrecht door Mr. H. Wstinc (Oude Vadert. Rechtsbr. I: 18) XLVIII; dezelfde, Rechtsbr. v.d. Dom v.

Utrecht(tz.p. II: 5) 117; J. G . C . Joosting, Bronnengesch. derkerkel. rechtspraak(t.z.p. II: 11) 724, 736; hs. van Wouter Brock (Rijksarchief Utrecht D. 1355); hs. van Ludolph Adriaensz. de With (Rijksarchief Utrecht); bovendien tal van bijzonderheden in Dodt's Archief.

van Kuyk

< >