NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Batz, jonathan]

betekenis & definitie

BATZ (Jonathan), geb. te Utrecht 5 Febr. 1787, overl. aldaar 18 Juli 1849, zoon van Christoph Batz (zie hierboven), kwam na het overlijden van zijn vader onder het opzicht van zijn oom Gideon Theodor Batz, die hem in 1803 tot zijn leerling-orgelmaker aannam. Na diens overlijden (1 Jan. 1820) nam hij zijn orgelmakerij over en zette die voort met zijn drie jaar jongeren broeder Johann Batz (geb. 11 Maart 1790, overl. 19 Nov. 1836); misschien waren zij geassocieerd en dateert reeds van 1830 of daaromtrent de sociale titel Batz en Co. die onder de verschillende eigenaren der firma tot het einde toe (1902) gehandhaafd is.

In 1833 associeerde Jonathan, hetzij dan alleen of met zijn broeder Johann, zich met C.G.F. Witte. Het is Jonathan gelukt het kwijnende bedrijf van zijn oom te reorganiseeren, waartoe de tijden gunstig waren en het geluk hem dienstig was in den persoon van zijn associé Witte. Zijn bekendste werken zijn de orgels in de Nieuwe Luthersche Kerk te Amsterdam (1830), den Dom te Utrecht (1831) en de Nieuwe Kerk te Delft (1839).

Zie: Caecilia VI (1849) 175.

Enschedé

< >