BASTINGIUS (Jeremias of Hieremias), Bastynck ofBastinck, geb. 1551 te Yperen, (van waar het geslacht afkomstig was), ofte Calais, waarheen omstreeks dien tijd zijn ouders gevlucht waren om de geloofsvervolging; gest. 20 Oct. 1595 te Leiden. Hij is gehuwd geweest met Anna Taenemans,en liet bij zijn dood 5 kinderen na, waarvan het jongste, Mauritius - bij wiens doop, om den vader te eeren de Staten van Holland en de burgemeesters van Leiden als getuigen stonden - Sept. 1594 geboren is.
Zijn eerste onderwijs genoot Jeremias te Emden, waar zijn ouders kort na zijn geboorte zijn heengetrokken en waar zijn vader, Willem Bastynck,o.a.in 1562, en 1568 diaken is geweest en in 't laatstgenoemde jaar den kerkeraad eenige moeite heeft veroorzaakt door een twistgeschrijf met Jan Lamot te Londen. Daarna ging hij naar Bremen om daar Johannes Molanus te hooren. Vervolgens studeerde hij nog te Genève en te Heidelberg, waar hij heeft ingewoond respectievelijk bij Lambertus Danaeus en Petrus Dathenus. Aan laatstgenoemde universiteit, waar hij zich 18 Mei 1573 liet inschrijven, werd hij 18 Nov. 1575 - kort nadat zijn beide
ouders gestorven waren - tegelijk met Kimedoncius en Bollius gepromoveerd tot doctor in de theologie. Niet lang daarna werd hij beroepen tot predikant te Antwerpen. Eerst voorloopig, sedert 3 Sept. 1579 voor vast, heeft hij daar gestaan tot Aug. 1585, toen de stad door Parma ingenomen werd en hij dientengevolge haar moest verlaten. Eerst trok hij naar Zeeland, vandaar naar Dordrecht. Na voor Amsterdam en kort daarop van Emden te hebben bedankt, aanvaardde hij hier het predikambt. Behalve met zijn gewone werk heeft hij zich in dien tijd ook nog met tal van andere belangen bezig gehouden.
Zoo werd hij al spoedig curator der dordtsche latijnsche school. Zoo woonde hij in 1586 de Synode te 's Gravenhage bij. In 1587 werd hem door de zuidhollandsche Synode opgedragen met Kimedoncius, Arnoldus Cornelii en Helmichius een bijbelvertaling tot stand te brengen. Nog 't zelfde jaar hield hij in opdracht der Staten met elf anderen een conferentie over den toestand van land en volk. Van Dec. 1589 tot Febr. 1590 deed hij bij leening dienst te Utrecht, op verzoek van Oldenbarnevelt, met 't oog op de geschillen daartusschen Duifhuisianen en Corsistorialen. En eindelijk gebruikten de kerken zijn hulp ook in zake de kwestie-Herberts te Gouda en in de zaak van Cornelis Wiggerts te Hoorn.
Aan het einde van zijn leven is Bastingius nog verbonden geweest aan de leidsche universiteit. Reeds in Mei 1582 werd hij tot professor daar benoemd, maar wijl de kerkeraad van Antwerpen hem niet wilde laten gaan, kon hij toen aan die benoeming geen gevolg geven. Een tweede poging, omstreeks den overgang van 1587 in 1588 gedaan, mislukte evenzeer. Drie jaar later, in Dec. 1591, werd door curatoren en burgemeesters moeite gedaan om hem tot regent van het studenten-collegium aangewezen te krijgen. Maar ook daar kwam vooreerst niet van, de Staten lieten hun keus vallen op Cuchlinus. Eerst toen deze afgetreden was, kwam Bastingius in aanmerking; 10 Mrt. 1593 werd hij benoemd, en tegelijkertijd werd hij toen ook aangesteld tot professor ordinarius theologiae. Het eerste ambt heeft hij bekleed tot 15 Jan. 1595, toen hij 't neerlegde, omdat in 1594 het bekende oproer onder de bursalen had plaats gehad; het tweede vervulde hij tot zijn dood.
Bastingius heeft verscheiden werken geschreven. Het voornaamste daarvan is wel zijn catechismusuitlegging, die in 1588 onderden titel van In Catechesin religionis .... exegemata sive Commentariiverscheen; in 1591 onderden titel van Verclaringhe op den Catechismus door Hendrik vanden Corput is vertaald en vooral daarom van belang is, omdat ze de eerste uitgave van die soort is en een bijna officiëel-kerkelijk karakter draagt, wijl ze op aandrang der nationale Synode van 1581 werd bewerkt. Verder schreef hij nog. Oratio panegyrica. ...de urbe Gertrudisberga (Lugd. Batav. 1593), Oratio panegyrica de Coverdianae arcis liberatione (Lugd. Batav. 1594), en een aantal verzen in Agathiae Scholastici II.
V. (uitg. Vulcanius). Aan Oordeel... over de doolinghen van Wiggerts (Delft 1612) werkte hij mee. En eindelijk deed hij een vertaling van Loyseleur's Reformatarum in Belgio ecclesiarum epistola (1579) verschijnen, onder den titel: Sendtbriefder Dienaren, die Godes Woort in den Gereformeerden kercken in Nederlandt vercondighen (Antw. 1580). Een door hem voorgenomen tweede vertaling, die van Danaeus' Methodus Sacrae Scripturae, welk boek door den schrijver aan hem was opgedragen, schijnt niet tot stand gekomen te zijn. Bastingius was een man van een hoogstaand karakter. Daar-
door en door zijn geleerdheid won hij zich zijn invloedrijke positie, en den vriendschappelijken omgang van tal van bekende mannen van zijn tijd, als Danaeus, Zanchius, Josia Simler, e.a. Zijn overtuiging blijkt uit zijn werken een beslist calnistische, ook al schikt men hem dikwijls onder de meer latitudinaristisch getinte mannen wegens zijn weigering in de zaak-Herberts om diens stellingen te veroordeelen. Zijn bij die gelegenheid geuit woord: ‘neminem damno in quo aliquid Christi reperio’, dat bij gebrek aan verdere gegevens overigens ook moeilijk volledig is te beoordeelen, schijnt geheel op zichzelf te staan.
Behalve de reeds genoemde Mauritius, verdienen van zijn zonen vermelding: Guilielmus, geb. 1581 te Antwerpen, 14 Febr. 1596 te Leiden ingeschreven, predikant te Heinenoord en Godschalkoord (1606-1611), Raamsdonk (1611-1620) en Maasdam, waar hij 1639 emeritus werd verklaard (Knuttel, Acta derZuid-Holl. Synode(’s Grav. 1908) II, 229; Schotel, Kerkel. Dordrecht(Utr. 1841) I, 219; Reitsma en van Veen, Acta III 254) en Jeremias, 1585 te Antwerpen geboren, 12 Juni 1596 ingeschreven te Leiden, waar hij als alumnus van Dordrecht in 't Statencollege werd opgenomen, predikant te Maasdam (1611-1620) en daarna te Strijen tot zijn dood in 1646. Volgens Schotel, wiens gegevens over hem echter niet geheel juist bleken, schreef hij in 1606 Theses logicae. (Borger, Naamlijst van predikanten (H.S. univ. bibl. Amsterd.); Schotel, Kerkel. Dordrecht (Utr. 1841) I, 218, 219; Reitsma en van Veen, Acta III, 466).
Een zoon van den genoemden Guilielmus was weer Abraham, geb. 1611 te Dordrecht, ingeschreven te Leiden 9 Mrt. 1633, predikant te Maasdam van 1639 tot 1659 of 1660, toen hij emeritus werd verklaard. (Schotel, Kerkelijk Dordrecht (Utr. 1841) I, 219; Knuttel, Acta derZuid-Holl. Synoden II, 71,227).
Een afzonderlijke biografie van Bastingius, die welverdiend zou wezen, ontbreekt nog steeds. Voor zijn portret zie F. Muller, Beschrijv. Catalog. 30, 395.
Zie: Borger, Naamlijst van predikanten (H.S. univ. bibl. Amsterdam); Visscher en van Langenraad, Het Protestantsche Vaderland in voce, en de daar genoemde literatuur, vooral Chr. Sepp, Het Godgeleerd Onderwijs in Nederland I (Leiden 1873) 86 en Schotel Kerkelijk Dordrecht I (Utr. 1841) 207; Reitsma en van Veen Acta 1,140,239; II passim; III 35; VI 42; Inneleydinge ende aenvang vant collegie der Theologiën, geschiet binnen der Stat Leyden, desen VI Octobris 1592 (Leyden 1593) 20;Zanchius, Opera Omnia Epistol. Lib. II, 189,190; Bulletin de l'hist. des églises Wallonnes IV, 292 vlg; P.de Félice, L. Daneau (Paris 1882) 151,307; Bibliotheca Reformata VII, VIII en IXa (Amst. 1893) voorrede; N.C.
Kist, Bijdragen tot de vroegste geschiedenis der hoogeschool te Leiden (Leiden 1850) 50, 126; Toepke, Die Matrikel der Universität Heidelberg (Heid. 1884-1907) II sub. 18 Maii 1573; Resol. Curatoren Leiden (hs. Archief Curatoren) sub 16, 23, 24 Mei 1582; 9 Mrt., 5 Apr., 15 Mei, 3 Juli, 8 Aug. 1587, 4 Dec. 1591; 3, 10 Mrt. 1593; 9 Febr. 1596; Acta Senatus Leiden 19 Sept. 1593; Archiv der Evang. Ref. kirche Emden, Protocollen van den kerkeraad sub 6 Apr. en 14 Juni 1568;
Collectie ‘Varia, losse archiefstukken’ sub no. 58.
van Schelven