(enkelv. Lar), Romeinse beschermgeesten van huis en veld.
De cultus der Lares is wellicht afkomstig van de verering van het gestorven familiehoofd: immers de dode werd geacht zegen te brengen over het huis en vruchtbaarheid over de akkers. Tezamen met de Penaten (z Di Penates) vereerde men de Lares als beschermgeest van het huis (Lares familiäres) in een klein heiligdom of schrijn, Lararium geheten, geplaatst in het atrium of peristylium der woning. Men offerde hem bij de maaltijd en op feestdagen; waar velden of wegen elkaar raakten, vereerde men de ‘Lares compitales’ of ‘viales’, als beschermers. Andere titels waaronder de Lares verering genoten waren ‘permarini’, beschermers van de zee, ‘rurales’, beschermers van het land. Doch bovenal vereerde men hen als Lares domestici, privati, patrii, familiäres: schutse van het huis; dat ook de stad zijn Lares had, blijkt uit de tempel die ter ere van de Lares van Pompeii in deze stad werd gebouwd, nadat de aardbeving van 63 n.C. grote verwoestingen in Pompeii had aangericht. Het Larenheiligdom der stad Rome lag op de hellingen de1 Velia-heuvel, tussen het Forum en de Palatinus.ICONOGRAFIE Men beeldde de Lar uit als een dansende jongeling met opgeschorte tunica en schoenen aan de voeten. In de ene opgeheven hand hield hij een hoomvormige beker, in de andere een schaal. Vooral in bronzen statuetten en op wandschilderingen zijn de Lares voorgesteld. Door Augustus, die de Larencultus reorganiseerde,werd verordend dat de beschermgeest van de keizer, voorgesteld als een offerende figuur in toga, moest worden vereerd tussen twee Laren. Op gelijke wijze ziet men in menig huislararium de ‘genius’ van het gestorven familiehoofd afgebeeld tussen twee Lares: bijv. het prachtige lararium in de casa dei Vettii te Pompeii.
Zie Lararium