Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Simon petrus van leeuwen

betekenis & definitie

* 19. 4. 1879 te Gouda, dir. en comp., studeerde aan de Muziekschool in zijn geboortestad (S. van Milligen en J. Spaanderman, zang, J.

Mart. Bouman, theorie en Joh. G. Arentz, viool) en later te Rotterdam bij F. Blumentritt (contrabas), welk laatste instrument alsook trompet (waarvoor hij nog bij J. Corbet studeerde) zijn hoofdinstrumenten zijn gebleven. Eenige jaren maakte hij deel uit van de Stafmuziek der Rott. Schutterij, waarbij hij in 1910 tot onderkapelmeester werd benoemd. Ook werkte hij als bassist en trompettist meermalen mede in het Residentie-Orkest., Utr. Stedelijk Orkest en het Orkest der Fransche Opera en bij kamermuziek-uitvoeringen. Als leeraar in het contrabasspel was hij werkzaam aan de Muziekschool d. M. t. Bev. d. Toonk. te Rotterdam. In 1916 volgde na vergelijkend examen zijn benoeming tot kapelmeester der Stafmuziek v. h, 2de Regt. Inf. te Venlo en in 1922 werd hij overgeplaatst bij het 1ste Regt. Inf. te Assen, waar hij thans nog steeds werkzaam is en veel voor het muziekleven van Assen doet (ook als dir. van de oratoriumver. „Gemengd Koor"). Als componist schreef v. L. verscheidene, meest kleinere, werken voor symphonie- en harmonie-orkest, eenige van zijn marschen (Hoek van Holland, Onze Jongens, Loudspeaker) zijn zeer bekend.

< >