Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Niccoló paganini

betekenis & definitie

(Portret: plaat 55), * 27. 10. 1782 te Genua, ✝ 27. 5. 1840 te Nice, de meest phénoménale violist uit de muziekgeschiedenis en .... de toonkunstenaar, waaromtrent de meeste fabeltjes zijn verteld. Wij zullen ons intusschen beperken tot wat waar en voor een lexicon noodig is.

P. was leerling, eerst van zijn vader, die kramer was, daarna van den violist Servetto, den dirigent Costa, den violist Rolla te Parma, later van Paër (compositie). Op zijn zesde jaar deed hij zich voor de eerste maal in het openbaar hooren, op zijn 16de jaar ging hij alleen de wereld in en trad alom in Italië met groot succes op. Van 1805 tot 1808 was hij soloviolist en leeraar van Prins Bacciochi te Lucca, doch overigens is hij steeds vrij man geweest, eerst in zijn vaderland, later te Weenen, in Duitschland, Engeland en Frankrijk. In sommige steden, met name te Weenen in 1828 was het publiek half waanzinnig van geestdrift over het buitengewoon virtuoze, maar tevens innig muzikaal vioolspel des kunstenaars. In de laatste jaren zijns levens toefde hij wegens keeltering doorgaans in het zuiden van Frankrijk. Paganini was ook een voortreffelijk gitaarspeler. Van zijn composities noemen we: 24 Capricci per violino solo, op. 1, 12 sonate per violino e chitarra op. 2 en 3, ieder 3 gran quartetti a violino, viola, chitarra e violoncello (op. 4, 5), vioolconcert Es dur op. 6 (nieuwe uitgaven door Léonard en Marteau), vioolconcert b-moll op. 7 (a la clochette, nieuwe uitgave door J. Manén), Le streghe op. 8, variaties over God save the King, op. 9 en Carnevale di Venezia op. 10, Moto perpetuo op. 11, variaties over Non pia mesta op. 12, over Di tanti palpiti op. 13, en zestig variaties in alle toonaarden over het Genueesche volkslied (Barucaba), alsook eenige werken voor zang. Zie verder: Prod' h o m m e, P. (1907 in Musiciens célébres), St. St rat ton, N. P. (1907), J. K a p p, P. (1913, ook in het Nederl. vertaald door Willem Landré — 1929).