Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Neumen

betekenis & definitie

het oudste notenschrift in het Avondland. sinds de vroegere middeleeuwen bij den Katholieken kerkzang in gebruik. Zij stammen waarschijnlijk uit nog oudere beschavingen (Indische, Japansche, Tibetaansche) en zijn reeds in vroeg-christelijke tijden in zwang.

Van de Centraal- en Klein-Aziatische streken zijn zij dan overgebracht in de Romaansche landen. De oudste middeleeuwsche N. (8ste—11de eeuw) gelijken bedrieglijk veel op Stenographie. Zij fixeerden de toonhoogte niet, gaven alleen rijzing en daling der zangstem aan (declamatie), werden boven de tekstwoorden en -lettergrepen geschreven en golden meer als geheugenteekens voor den zanger. Ook rhythmische bijzonderheden gaven zij niet aan. Daarom is een volledige ontcijfering van het oude N.-schrift niet goed mogelijk, daar de oude zangen alleen door de nog voortlevende tradities in de latere notenschriften (met lijnenstelsel en gefixeerde toonhoogte) moesten worden overgebracht en waarschijnlijk veel van hun originaliteit reeds hadden verloren of tot dogma s waren verstard. De laatste elementen der Latijnsche N. leven dan nog verder in de noteering van de Gregoriaansche kerkzangen (virga, punctus, podatus, clivis of flexa, pressus of strophicus, torculus, enz.). — De neumen van het Byzantijnsche notenschrift zijn tevens intervalteekens en geven dus wel de gefixeerde toonhoogte aan. Ook worden daarbij rhythmische verhoudingen tot uitdrukking gebracht. Zie de werken van Schubiger, Pothier, Mocquereau, Fleischer, Houdard, Dechevrens, Bannister, Peter Wagner, Joh. Wolf, e.a.: voor de Byzantijnsche o.a. Riesemann.