* 16. 12. 1877 te Dresden, violist. Leerling van Rappoldi en Draeseke, violist in de „Dresdener Staatskapelle".
Componeerde de sprookjesspelen Christrosen (1902), Rübezahls Patenkind, de opera Frithjof, het muziekdrama Der Poanac, den één-akter Unter vier Augen (1924), Sinfonietta, Nachtmusik voor klein orkest, Te Deum voor koor en orkest, concerten voor viool en voor cel, kamermuziek, werken voor piano en viool, liederen en koren.