(Portret plaat 17), * 12. 4. 1801 te Weenen, ✝ 14. 4. 1843 te Oberdöbling, danscomponist. Feitelijk de vader van den Weener wals, waaraan hij den tegenwoordigen muzikalen vorm gaf.
Richtte een eigen orkest op voor de uitvoering zijner composities. Trad daarmede uitsluitend in Oostenrijk op. Hij bekleedde te Weenen, dat hem tot eereburger benoemde, de betrekking van kapelmeester van het tweede regiment der burgerwacht. Breitkopf und Härtel hebben zijn gezamenlijke werken (208 stuks) uitgegeven onder redactie van Ed. Kremser (1889). Zie verder F. Rebey en O. Keiler, J. L. (1901) en ✝ r. L a n g e, J. L. und Joh. Straass (2e druk 1919). Zijn talentvolle zoon August Joseph, * 23. 1. 1834, stierf reeds 27. 9. 1855; ook hij componeerde voornamelijk dansmuziek.