Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

David koning

betekenis & definitie

* 19. 3. 1820 te Amsterdam, ✝ 6. 11. 1876 aldaar. Ging in 1834 naar Frankfort a W. ten einde daar zijn muzikale opleiding te ontvangen.

Vier jaar later keerde hij naar Nederland terug en vestigde zich als piano-onderwijzer te Amsterdam. In die dagen had Koning ook als componist naam en dat werd er niet minder op, toen de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst een van zijn composities, een ouverture, bekroonde. Van zijn talrijke andere composities noemen we een bekroond zangspel Het Visschersmeisje, vele liederen voor zang en piano, koren voor vrouwen- en voor mannenstemmen, 12 vier-stemmige koralen (Dodekachorde).